Jans Askes
Philip de Leeuw wordt in 1912 in Arnhem geboren. Hij is de zoon van koopman Lodewijk de Leeuw en Johanna Mansfeld. Het gezin woont aan de Sweerts de Landasstraat 61 - later op nummer 64 - en telt acht kinderen, vier jongens en vier meisjes. Zoon Philip trouwt in 1941 met Sientje Mogendorff (1916) van het Stationsplein 12. Het jonge stel gaat in de Hertogstraat 12 wonen. Philip komt om, Sientje overleeft. Hieronder hun lotgevallen.
Na de MULO volgt Philip een cursus voor opticien en een opleiding voor apothekersassistent. Hij gaat aan het werk bij een apotheker, is een harde werker en kan goed met mensen omgaan. Na 1933 zet hij zich in voor de Joodse vluchtelingen uit Duitsland. In 1938 neemt hij plaats in het Comité voor Bijzondere Joodse Belangen. Hij staat bekend als een sociaal bewogen man. In april 1938 trouwt hij met Sientje Mogendorff (1916), dochter van Jozef en Sara Antoinette Mogendorff van het Stationsplein 21. Het jonge stel betrekt een woning aan de Hertogstraat 12 in het Spijkerkwartier.
(Hertogstraat 12 in 2025)
Op 23 april 1941 trouwen ze voor de wet. Volgens de trouwakte is Philip koopman. Daarna trouwt het stel in de synagoge. Koetsen rijden af en aan om de vrolijke bruiloftsgasten te vervoeren en de hoedjes zijn niet te tellen. Onder de Choepa (een doek die hun huis symboliseert) leggen zij geloften af. Als slot van de ceremonie trapt de bruidegom een glas kapot. Veel geluk brengen de scherven niet.
(Joodsch Weekblad, 17-04-1941)
Auschwitz
In de loop van 1941 wordt het Joden zo goed als onmogelijk gemaakt een beroep uit te oefenen. Philips ouders verhuizen met de vier jongsten naar Amsterdam. Het loopt niet goed af. De beide oudste broers, Jacob en Arnold worden op 7 augustus 1942 bij een razzia opgepakt en afgevoerd naar Westerbork. Als 16- en 18-jarigen zijn ze geschikt voor tewerkstelling. Drie dagen later worden ze op de trein gezet naar Auschwitz, waar ze zich letterlijk dood moeten werken. Zoals vele anderen bezwijken zij al binnen een paar maanden aan de zware werkomstandigheden en het gebrek aan voedsel. Het Rode Kruis heeft hun sterfdatum vastgesteld op 30 september 1942, de laatste dag van de maand omdat de precieze datum niet bekend is. De ouders van de jongens en de beide jongste kinderen Herman en Elisabeth worden op 7 september 1942 bij een razzia opgepakt en afgevoerd naar Westerbork. De volgende dag worden ze op de trein gezet naar Auschwitz en meteen na aankomst vergast.
Twee keer in Westerbork
Philip weet namens de Joodse Raad vertegenwoordiger van de afdeling maatschappelijk werk te worden. Een zeer gewilde baan, want werk bij de Joodse Raad biedt vrijstelling voor dwangarbeid in Duitsland. Desondanks worden Philip en Stientje bij de grote razzia van 10 op 11 december 1942 in Arnhem opgepakt en afgevoerd naar Westerbork. Zij gaan in beroep dat wordt ingewilligd vanwege hun beschermde status. Maar ze moeten dan wel naar Amsterdam verhuizen. Van daaruit duiken ze onder bij boer Bogaard in de Haarlemmermeer. Johannes Bo(o)gaard bood onderdak aan veel Joodse onderduikers. Philip en Sientje worden opgepakt en komen op 9 oktober 1943 voor de tweede keer terecht in Westerbork. Ze worden daar direct in de strafbarak, het voorportaal voor de vernietigingskampen, geplaatst.
(Westerbork, persoonskaart Philip de Leeuw)
Op de ziekenboeg is echter te weinig personeel en de Duitsers halen iedereen met een diploma uit de strafbarak om op de ziekenafdeling te werken. Philip en Sientje horen bij de gelukkigen. De toevoer van opgepakte Joden stopt en de afvoer gaat gestaag door. Het kamp loopt langzamerhand leeg en het werk in de ziekenboeg loopt terug.
Bergen-Belsen
Op 15 februari 1944 moeten Philip en Sientje op transport naar het kamp Bergen-Belsen. In dezelfde trein zit ook Sientjes vader Jozef Mogendorff, die al sinds 28 oktober 1942 in kamp Westerbork zat opgesloten. Hij zal vier maanden later in het kamp Bergen-Belsen omkomen. Vader Mogendorff zal ook hebben verteld dat Sientjes zus Hanna en haar man Joël Spier op 10 maart 1943 in kamp Westerbork zijn terechtgekomen en daar een week later op de trein zijn gezet naar het oosten. Hanna en Joël zouden op 20 maart 1943 worden vergast in Sobibor.
Een helse reis naar Theresienstadt
In april 1945 komen de geallieerden steeds dichterbij en Berlijn besluit 7000 Joodse gevangenen als ‘ruiljoden’ naar het kamp Theresienstadt te deporteren. Deze Joden met een vaak hogere status binnen de Joodse gemeenschap zouden na de oorlog kunnen worden ingeruild tegen Duitse krijgsgevangenen. Philip en Stientje worden geselecteerd voor de laatste trein met zo’n 2500 gevangenen van 10 april 1945. Het wordt een helse reis met veel oponthoud. Velen worden besmet met het dodelijke typhus, zij bezwijken onderweg en worden naast het spoor begraven.
Tröbitz, de trein staat stil
Na bijna twee weken komt de trein op 23 april 1945 definitief tot stilstand bij het plaatsje Tröbitz (1). Het Rode leger komt steeds dichterbij en de Duitsers verlaten de trein. Weldra komen de Russen die de achtergelaten Joodse gevangenen helpen. Philip en Sientje zijn op dat moment op de dag af vier jaar getrouwd, maar Philip is doodziek. De Russen brengen hem samen met eenentwintig anderen naar het ziekenhuis in het nabijgelegen Riesa, zeven patiënten overleven. Na drie weken sterft Philip aan de typhus en wordt begraven op het plaatselijke Trinitasfriedhof. Acht overledenen krijgen een grafsteen, Philip niet. Wel is er een erehaag aangelegd.
(Kaart van het verloren transport. De nummers bij de plaatsnamen
geven de datum aan van het passeren van de trein)
Sientje overleeft
Sientje vindt mogelijk onderdak in Tröbitz of omgeving, of in een van de ziekenbarakken ter plaatse. Zij overleeft, maar het zou nog drie tot vier maanden duren voordat ze weer huiswaarts keert. Op 9 september 1945 komt ze aan in Nederland. Ze emigreert uiteindelijk naar Israël, waar ze in 1951 hertrouwt met Meyer Rosenbluth. Ze overlijdt op 95 jarige leeftijd.
Meer over het gezin de Leeuw
De ouders van Philip woonden aan de Sweerts de Landasstraat en hadden acht kinderen, vier jongens en vier meisjes. Jacob (18), Arnold (16), Herman (13) en Elisabeth (11) worden evenals hun ouders Lodewijk de Leeuw (63) en Johanna Mansfeld (55) in Auschwitz vermoord.
Oudste dochter Caroline (1908) trouwt met Joseph Frank en emigreert al voor de oorlog naar Palestina.
Dochter Johanna (88) trouwt in 1939 met Siegmund Elze (44), directeur van een Nederlands-Israëlitisch begraafgenootschap in Rotterdam, waar zij ook gaan wonen. Zij overleven de oorlog en keren naar het ouderlijk huis in Arnhem terug. Siegmund wordt in 1948 bij Wageningen in de Rijn gevonden, waarschijnlijk verdronken. Het echtpaar kreeg een dochter (1942) en een zoon (1946). Johanna emigreert uiteindelijk naar Israel en overlijdt in Haifa.
(Jeanette de Leeuw en Harry Asscher, foto joodsmonument.nl)
Jeanette de Leeuw (101) trouwt in 1941 met Hartog Asscher (81), beiden zijn actief in de zionistische beweging en overleven na aanvankelijke vrijstelling in de onderduik. Zij krijgen in de oorlog twee kinderen. In 1946 emigreren zij naar Palestina. Daar krijgen zij nog drie kinderen. Ze overlijden op hoge leeftijd, Harry in 1994 en Jeanette in 2015.
juni 2025
Noten
1. Het zogeheten 'Verloren transport'. In de trein zaten tientallen Arnhemmers waarvan de meesten het transport overleefden. Abraham Alfred de Leeuw, een naar Amsterdam vertrokken neef van Philip Jacob - beiden kleinzoons van Philip de Leeuw en Johanna Poppers - overleed nabij Berlijn.
Bronnen
oorlogsbronnen.nl
wiewaswie.nl
adresboeken Arnhem
Joodsmonument.nl
Duitse websites
Verhalen →
Jans Askes
Philip de Leeuw wordt in 1912 in Arnhem geboren. Hij is de zoon van koopman Lodewijk de Leeuw en Johanna Mansfeld. Het gezin woont aan de Sweerts de Landasstraat 61 - later op nummer 64 - en telt acht kinderen, vier jongens en vier meisjes. Zoon Philip trouwt in 1941 met Sientje Mogendorff (1916) van het Stationsplein 12. Het jonge stel gaat in de Hertogstraat 12 wonen. Philip komt om, Sientje overleeft. Hieronder hun lotgevallen.
Na de MULO volgt Philip een cursus voor opticien en een opleiding voor apothekersassistent. Hij gaat aan het werk bij een apotheker, is een harde werker en kan goed met mensen omgaan. Na 1933 zet hij zich in voor de Joodse vluchtelingen uit Duitsland. In 1938 neemt hij plaats in het Comité voor Bijzondere Joodse Belangen. Hij staat bekend als een sociaal bewogen man. In april 1938 trouwt hij met Sientje Mogendorff (1916), dochter van Jozef en Sara Antoinette Mogendorff van het Stationsplein 21. Het jonge stel betrekt een woning aan de Hertogstraat 12 in het Spijkerkwartier.
(Hertogstraat 12 in 2025)
Op 23 april 1941 trouwen ze voor de wet. Volgens de trouwakte is Philip koopman. Daarna trouwt het stel in de synagoge. Koetsen rijden af en aan om de vrolijke bruiloftsgasten te vervoeren en de hoedjes zijn niet te tellen. Onder de Choepa (een doek die hun huis symboliseert) leggen zij geloften af. Als slot van de ceremonie trapt de bruidegom een glas kapot. Veel geluk brengen de scherven niet.
(Joodsch Weekblad, 17-04-1941)
Auschwitz
In de loop van 1941 wordt het Joden zo goed als onmogelijk gemaakt een beroep uit te oefenen. Philips ouders verhuizen met de vier jongsten naar Amsterdam. Het loopt niet goed af. De beide oudste broers, Jacob en Arnold worden op 7 augustus 1942 bij een razzia opgepakt en afgevoerd naar Westerbork. Als 16- en 18-jarigen zijn ze geschikt voor tewerkstelling. Drie dagen later worden ze op de trein gezet naar Auschwitz, waar ze zich letterlijk dood moeten werken. Zoals vele anderen bezwijken zij al binnen een paar maanden aan de zware werkomstandigheden en het gebrek aan voedsel. Het Rode Kruis heeft hun sterfdatum vastgesteld op 30 september 1942, de laatste dag van de maand omdat de precieze datum niet bekend is. De ouders van de jongens en de beide jongste kinderen Herman en Elisabeth worden op 7 september 1942 bij een razzia opgepakt en afgevoerd naar Westerbork. De volgende dag worden ze op de trein gezet naar Auschwitz en meteen na aankomst vergast.
Twee keer in Westerbork
Philip weet namens de Joodse Raad vertegenwoordiger van de afdeling maatschappelijk werk te worden. Een zeer gewilde baan, want werk bij de Joodse Raad biedt vrijstelling voor dwangarbeid in Duitsland. Desondanks worden Philip en Stientje bij de grote razzia van 10 op 11 december 1942 in Arnhem opgepakt en afgevoerd naar Westerbork. Zij gaan in beroep dat wordt ingewilligd vanwege hun beschermde status. Maar ze moeten dan wel naar Amsterdam verhuizen. Van daaruit duiken ze onder bij boer Bogaard in de Haarlemmermeer. Johannes Bo(o)gaard bood onderdak aan veel Joodse onderduikers. Philip en Sientje worden opgepakt en komen op 9 oktober 1943 voor de tweede keer terecht in Westerbork. Ze worden daar direct in de strafbarak, het voorportaal voor de vernietigingskampen, geplaatst.
(Westerbork, persoonskaart Philip de Leeuw)
Op de ziekenboeg is echter te weinig personeel en de Duitsers halen iedereen met een diploma uit de strafbarak om op de ziekenafdeling te werken. Philip en Sientje horen bij de gelukkigen. De toevoer van opgepakte Joden stopt en de afvoer gaat gestaag door. Het kamp loopt langzamerhand leeg en het werk in de ziekenboeg loopt terug.
Bergen-Belsen
Op 15 februari 1944 moeten Philip en Sientje op transport naar het kamp Bergen-Belsen. In dezelfde trein zit ook Sientjes vader Jozef Mogendorff, die al sinds 28 oktober 1942 in kamp Westerbork zat opgesloten. Hij zal vier maanden later in het kamp Bergen-Belsen omkomen. Vader Mogendorff zal ook hebben verteld dat Sientjes zus Hanna en haar man Joël Spier op 10 maart 1943 in kamp Westerbork zijn terechtgekomen en daar een week later op de trein zijn gezet naar het oosten. Hanna en Joël zouden op 20 maart 1943 worden vergast in Sobibor.
Een helse reis naar Theresienstadt
In april 1945 komen de geallieerden steeds dichterbij en Berlijn besluit 7000 Joodse gevangenen als ‘ruiljoden’ naar het kamp Theresienstadt te deporteren. Deze Joden met een vaak hogere status binnen de Joodse gemeenschap zouden na de oorlog kunnen worden ingeruild tegen Duitse krijgsgevangenen. Philip en Stientje worden geselecteerd voor de laatste trein met zo’n 2500 gevangenen van 10 april 1945. Het wordt een helse reis met veel oponthoud. Velen worden besmet met het dodelijke typhus, zij bezwijken onderweg en worden naast het spoor begraven.
Tröbitz, de trein staat stil
Na bijna twee weken komt de trein op 23 april 1945 definitief tot stilstand bij het plaatsje Tröbitz (1). Het Rode leger komt steeds dichterbij en de Duitsers verlaten de trein. Weldra komen de Russen die de achtergelaten Joodse gevangenen helpen. Philip en Sientje zijn op dat moment op de dag af vier jaar getrouwd, maar Philip is doodziek. De Russen brengen hem samen met eenentwintig anderen naar het ziekenhuis in het nabijgelegen Riesa, zeven patiënten overleven. Na drie weken sterft Philip aan de typhus en wordt begraven op het plaatselijke Trinitasfriedhof. Acht overledenen krijgen een grafsteen, Philip niet. Wel is er een erehaag aangelegd.
(Kaart van het verloren transport. De nummers bij de plaatsnamen
geven de datum aan van het passeren van de trein)
Sientje overleeft
Sientje vindt mogelijk onderdak in Tröbitz of omgeving, of in een van de ziekenbarakken ter plaatse. Zij overleeft, maar het zou nog drie tot vier maanden duren voordat ze weer huiswaarts keert. Op 9 september 1945 komt ze aan in Nederland. Ze emigreert uiteindelijk naar Israël, waar ze in 1951 hertrouwt met Meyer Rosenbluth. Ze overlijdt op 95 jarige leeftijd.
Meer over het gezin de Leeuw
De ouders van Philip woonden aan de Sweerts de Landasstraat en hadden acht kinderen, vier jongens en vier meisjes. Jacob (18), Arnold (16), Herman (13) en Elisabeth (11) worden evenals hun ouders Lodewijk de Leeuw (63) en Johanna Mansfeld (55) in Auschwitz vermoord.
Oudste dochter Caroline (1908) trouwt met Joseph Frank en emigreert al voor de oorlog naar Palestina.
Dochter Johanna (88) trouwt in 1939 met Siegmund Elze (44), directeur van een Nederlands-Israëlitisch begraafgenootschap in Rotterdam, waar zij ook gaan wonen. Zij overleven de oorlog en keren naar het ouderlijk huis in Arnhem terug. Siegmund wordt in 1948 bij Wageningen in de Rijn gevonden, waarschijnlijk verdronken. Het echtpaar kreeg een dochter (1942) en een zoon (1946). Johanna emigreert uiteindelijk naar Israel en overlijdt in Haifa.
(Jeanette de Leeuw en Harry Asscher, foto joodsmonument.nl)
Jeanette de Leeuw (101) trouwt in 1941 met Hartog Asscher (81), beiden zijn actief in de zionistische beweging en overleven na aanvankelijke vrijstelling in de onderduik. Zij krijgen in de oorlog twee kinderen. In 1946 emigreren zij naar Palestina. Daar krijgen zij nog drie kinderen. Ze overlijden op hoge leeftijd, Harry in 1994 en Jeanette in 2015.
juni 2025
Noten
1. Het zogeheten 'Verloren transport'. In de trein zaten tientallen Arnhemmers waarvan de meesten het transport overleefden. Abraham Alfred de Leeuw, een naar Amsterdam vertrokken neef van Philip Jacob - beiden kleinzoons van Philip de Leeuw en Johanna Poppers - overleed nabij Berlijn.
Bronnen
oorlogsbronnen.nl
wiewaswie.nl
adresboeken Arnhem
Joodsmonument.nl
Duitse websites