menu  

Joods Monument Arnhem
Joods Monument Arnhem

 

 

 

 

David Rosenbaum: Ondergedoken Palestinapionier in Arnhem

Simcha Looijen

 

Het oorlogsverhaal van de Loosdrechtse Palestinapionier David Rosenbaum is goed gedocumenteerd, maar waar hij ondergedoken zat voordat hij in Westerbork terecht kwam was tot op heden onbekend. Uit de dagrapporten van de Arnhemse politie blijkt dat hij zich verschool bij de Arnhemmer Jan van Stolk, later vooral bekend als keramist. Op 6 oktober 1942 werden beide mannen door de Arnhemse politie aangehouden in de Helsteeg 19, het woonadres van Jan van Stolk in de Arnhemse binnenstad, tegenwoordig de Helstraat.

(Arrestatie David Rosenbaum en Jan van Stolk, politiedagrapport Arnhem, 6 oktober 1942)

 

Gezin

David Rosenbaum zag het levenslicht in 1925 in Keulen. Na Kristallnacht kwam David samen met zijn broertjes Josef (1926) en Simon (1928) met de Kindertransporten naar Nederland. Nederland was voor de familie niet helemaal onbekend. Hun vader Wolf bezocht Amsterdam en Den Haag in 1918.

(David Rosenbaum, Joodsmonument.nl)


(Josef Rosenbaum, Dokin.nl)

 

Koloniehuis

Samen met Josef kwam David terecht in het Koloniehuis aan de Schelmseweg in Arnhem. Het Koloniehuis was tot december 1939 een opvangplek voor Joodse jongens die met de Kindertransporten naar Nederland kwamen. Simon voegde zich in april 1939 bij zijn broers, op verzoek van hun moeder omdat hij veel last van heimwee had. Na de sluiting van het Koloniehuis in Arnhem kwamen de broers terecht in Huize Kraaybeek in Driebergen en vanaf mei 1940 in een gebouw van de Lloyd Company (eigenaar van het Lloyd-hotel) in Amsterdam.

(Kinderoord Sonsbeek 1937, ‘het Koloniehuis’, Schelmseweg 5 hoek Waterbergseweg, Gelders Archief)

(Aankomst Joodse kinderen in het Koloniehuis 1939 met leden van het Vluchtelingencomité; David Rosenbaum achterste rij, 3e van links en Josef Rosenbaum achterste rij, 2e van rechts, Ghetto Fighters House)


Loosdrecht

In augustus 1940 verhuisde David Rosenbaum naar de Jeugdalijah Loosdrecht. In het Paviljoen Loosdrechtse Rade verbleven Palestinapioniers die een praktische opleiding ontvingen voordat ze naar Palestina zouden emigreren. Rosenbaum volgde een opleiding bij een boer in de omgeving. De Palestinapioniers hadden ook een opleidingscentrum in Huize Voorburg in Elden. Rosenbaum kwam daar ook over de vloer. Zijn vriendinnetje Eshu Singer en beste vriend Ernst Cosmann verbleven in Elden.

David – beter bekend als Dudi - werd omschreven als “een knappe jongen, rossig. Hij was erg gevoelig, een dromer en toch vrolijk. Hij was een trouwe vriend, leergierig. Hij zat altijd verdiept in boeken. Zijn speciale interesse ging uit naar de politiek”.

(David Rosenbaum (links) samen met twee andere Palestinapioniers in Loosdrecht, bron Joodsmonument.nl)

 

Onderduiken

Vanaf juli 1942 begonnen vanuit Westerbork de treinen naar het oosten te rijden. Steeds meer Joden werden naar het Drentse kamp overgebracht. De Loosdrechtse Palestinapioniers besloten collectief onder te duiken. Aanvankelijk lukte het niet genoeg onderduikplaatsen te vinden, maar ze kregen al snel hulp van Joop Westerweel. Westerweel werkte in de jaren dertig op de Werkplaats, de school van Kees Boeke in Bilthoven. Via een Joodse kennis kwam hij in contact met de Palestinapioniers en besloot hen te helpen. Daarvoor zette hij ook zijn netwerk uit de Werkplaats-tijd in. De groep rondom Westerweel, die zowel uit Joodse als niet-Joodse verzetsstrijders bestond, kwam later bekend te staan als de Westerweelgroep.

 

Voor alle bewoners van de Jeugdallijah was er een onderduikadres. Toen de Duitsers de bewoners op 15 augustus 1942 kwamen halen troffen zij een leeg paviljoen aan. Rosenbaum kwam waarschijnlijk direct bij Jan van Stolk terecht. Mirjam Pinkhof noemt in haar boek over de Jeugallijah Arnhem als een van de plaatsen waar pioniers naartoe gingen.

 

Jan van Stolk

Iets over de achtergrond van Jan van Stolk, die op het Canarische eiland Las Palmas ter wereld kwam. Hij was de zoon van kunstverzamelaar Adriaan Pieter van Stolk en de beeldend kunstenares jonkvrouw Sophie van der Does de Willebois. Zijn ouders begaven zich voornamelijk in kunstkringen. Zo paste de beroemde kunstenaar Maurits Cornelis Escher op de kleine Jan. Vader Adriaan Pieter overleed in 1926, waarna zijn moeder in 1931 hertrouwde met de Italiaan Luigi de Lerma. Het gezin kwam in 1934 naar Nederland en vestigde zich in het Utrechtse dorpje Groenekan.

(Jan van Stolk, foto website Capriolus Contemporary Ceramics)

 

Van Stolk liep in de jaren dertig, net als Joop Westerweel, rond op de Werkplaats in Bilthoven. Uit het proefschrift van Daniela Hooghiemstra over Kees Boeke blijkt dat Van Stolk in de oorlogsjaren nog actief was in kringen van de Werkplaats. Hij zal door Joop Westerweel of een van diens helpers gevraagd zijn om Rosenbaum onderdak te bieden. Verzet tegen de Jodenvervolging was de Van Stolks sowieso niet vreemd. Jan van Stolks zus Romualda werd op 30 april 1942 opgepakt in Amsterdam omdat zij uit protest tegen de invoering van de Jodenster met een eigen gemaakte ster rondliep met daarop haar naam.

 

Elden

Drie dagen voor de arrestatie van Rosenbaum werden de Palestinapioniers in Elden opgepakt. Dat is relevant voor het verhaal van Rosenbaum, omdat hij in Westerbork met hen te maken had. De leider van de Eldense groep Werner Ahnfeld geloofde waarschijnlijk de belofte van de Duitsers dat ze met rust gelaten zouden worden en daarom besloot de groep niet het voorbeeld van de Loosdrechtse Palestinapioniers te volgen.

(Palestina-pioniers Huize Voorburg zomer 1942; Historische Kring Elden © Collectie Schlomo Samson)


Westerbork

David Rosenbaum arriveerde op 31 oktober 1942 in Westerbork. In juli van dat jaar was zijn broer Josef al vanuit Westerbork op de trein gezet naar Auschwitz en daar vermoord. In Westerbork had Rosenbaum het geluk de Eldenaren tegen het lijf te lopen. De vader van een van de Eldenaren was Manfred Samson, een oudgediende in het kamp. Hij had invloed bij de Duitse kampleiding en wist voor elkaar te krijgen dat de Eldenaren een hachshara-groep mochten vormen, die buiten het kamp aan landbouwprojecten kon werken. Hachshara betekent in het Hebreeuws voorbereiding. De pioniers gebruikten de term om opleidingscentra voor emigratie naar Palestina te beschrijven. Rosenbaum voegde zich bij Hachshara-groep. Ook pioniers van andere groepen sloten zich aan.

(David Rosenbaum [links] vanuit Westerbork tijdelijk aan het werk bij een boer in Zwiggelte samen met andere pioniers, foto Westerbork Portretten)

 

Veilig

In Westerbork waanden de Palestinapioniers zich aanvankelijk nog veilig. Ze stonden op de Palestinalijsten, waardoor ze in aanmerking hoopten te komen voor emigratie naar Palestina, bijvoorbeeld door uitwisseling tegen Duitse krijgsgevangenen. In eerste instantie hadden de Duitsers genoeg vulling voor de treinen, maar in september 1943 vertrokken toch veertig pioniers naar Auschwitz. Terwijl de trein weggleed werd zowel vanuit de trein als door de achtergebleven pioniers het Hatikva en het Techezaknah, het lied van de pioniers, gezongen. David schreef op 15 september 1943 een brief aan Ilse Birnbaum. : “Hier is een groot gat, dat niet meer opgevuld kan worden. Als men in de barak komt, loopt niemand je tegemoet, er is geen gepraat en geen discussie. Die stilte is ontzettend. Ik houd op daarover daarover te schrijven, anders word ik nog gek. Dat heeft ons vast aaneen gesmeed, dat wil zeggen, de Eldenaren en het beklagenswaardige restje van de Deventer Vereeniging”.

 

Ontsnappen

Vanaf dat moment maakten de pioniers plannen om te ontsnappen. Er was een smalspoor waarover een kleine locomotief met een aantal wagonnetjes naar het Oranjekanaal reed. Daar werden onder andere onderdelen van neergestorte vliegtuigen ingeladen, die kampgevangenen uit elkaar haalden voor hergebruik. Verschillende pioniers ontsnapten via het treintje, waarna helpers hen buiten het kamp opwachten en verder hielpen.

 

Rosenbaum deed rond september 1943 een ontsnappingspoging, samen met Martin Uffenheimer. Zij werkten buiten het kamp en konden daardoor makkelijk de benen nemen. In de buurt van station Beilen herkende een officier van de marechaussee het tweetal. Terug in Westerbork volgde plaatsing in de strafbarak, wat betekende dat ze met het volgende transport zouden meegaan. Na bemiddeling van de Joodse huishoudster van kampbaas Albert Gemmeker liet hij hen vrij uit de strafbarak. Daardoor bleef Rosenbaum nog een jaar in Westerbork.


Geen afstel

Toch betekende uitstel geen afstel. Op 4 september 1944 vertrok David Rosenbaum met het een-na-laatste transport uit Westerbork. In dezelfde trein zat zijn jongste broer Simon. De broers kwamen eerst in Theresienstadt terecht en een paar weken later in Auschwitz. David Rosenbaum overleed officieel op 1 januari 1945. Ook Simon Rosenbaum stierf ergens in die maanden, hoewel we geen datum weten.

 

Gezwegen

Hoe het met Van Stolk verder ging direct na zijn arrestatie is niet bekend. Uit de politiedagrapporten blijkt dat hij samen met Rosenbaum werd overgedragen aan de Sicherheitspolizei. Er zijn geen aanwijzingen dat hij gestraft is voor Jodenbegunstiging, zoals dat heette. In 1943 liep hij in ieder geval (weer) vrij rond. Hij opende na de oorlog als keramist zijn eigen atelier in Nijmegen en later Oosterbeek en verwierf met zijn decoraties een zekere bekendheid.

 

Voor zover is na te gaan heeft Jan van Stolk nooit gesproken over zijn arrestatie. Veronica van Stolk is de oudste dochter en het verhaal is nieuw voor haar, hoewel haar vader altijd vrij open over de oorlog sprak. “Mijn zusters en ik weten alleen dat mijn vader meehielp met het vervalsen van documenten”.

 

De grote vraag die aan het einde blijft staan is hoe de Arnhemse politie Rosenbaum en Van Stolk op het spoor kwam. Getuigen zijn er niet meer en de archieven geven vooralsnog geen antwoord op die vraag.

 

januari 2024

 

Bronnen

Dagrapporten politie Arnhem, oktober 1942, geraadpleegd in het Gelders Archief

 

Mirjam Pinkhof, Ineke Brasz en anderen (1987). De Jeugdalijah van het Paviljoen Loosdrechtse Rade 1939-1945. Hilversum: Uitgeverij Verloren.

 

Daniella Hooghiemstra. (2013). De geest in dit huis is liefderijk. Het leven en De Werkplaats van Kees Boeke (1884-1966). Amsterdam: De Arbeiderspers

 

Hans Schippers (2015). De Westerweelgroep en de Palestinapioniers. Non-conformistisch verzet in de Tweede Wereldoorlog. Hilversum: Uitgeverij Verloren.

Chaja Ravinsky-Mandelbaum (2023). Brieven aan mijn moeder.Leeuwarden: Elikser uitgeverij.

 

Nederlandse Wikipedia: artikelen over Jan van Stolk (keramist) en Romualda Bogaerts

 

website Dokin.nl

 

Persoonskaarten cartotheek Joodse Raad van David, Josef en Simon Rosenbaum

Verhalen

David Rosenbaum: Ondergedoken Palestinapionier in Arnhem

Simcha Looijen

 

Het oorlogsverhaal van de Loosdrechtse Palestinapionier David Rosenbaum is goed gedocumenteerd, maar waar hij ondergedoken zat voordat hij in Westerbork terecht kwam was tot op heden onbekend. Uit de dagrapporten van de Arnhemse politie blijkt dat hij zich verschool bij de Arnhemmer Jan van Stolk, later vooral bekend als keramist. Op 6 oktober 1942 werden beide mannen door de Arnhemse politie aangehouden in de Helsteeg 19, het woonadres van Jan van Stolk in de Arnhemse binnenstad, tegenwoordig de Helstraat.

(Arrestatie David Rosenbaum en Jan van Stolk, politiedagrapport Arnhem, 6 oktober 1942)

 

Gezin

David Rosenbaum zag het levenslicht in 1925 in Keulen. Na Kristallnacht kwam David samen met zijn broertjes Josef (1926) en Simon (1928) met de Kindertransporten naar Nederland. Nederland was voor de familie niet helemaal onbekend. Hun vader Wolf bezocht Amsterdam en Den Haag in 1918.

(David Rosenbaum, Joodsmonument.nl)


(Josef Rosenbaum, Dokin.nl)

 

Koloniehuis

Samen met Josef kwam David terecht in het Koloniehuis aan de Schelmseweg in Arnhem. Het Koloniehuis was tot december 1939 een opvangplek voor Joodse jongens die met de Kindertransporten naar Nederland kwamen. Simon voegde zich in april 1939 bij zijn broers, op verzoek van hun moeder omdat hij veel last van heimwee had. Na de sluiting van het Koloniehuis in Arnhem kwamen de broers terecht in Huize Kraaybeek in Driebergen en vanaf mei 1940 in een gebouw van de Lloyd Company (eigenaar van het Lloyd-hotel) in Amsterdam.

(Kinderoord Sonsbeek 1937, ‘het Koloniehuis’, Schelmseweg 5 hoek Waterbergseweg, Gelders Archief)

(Aankomst Joodse kinderen in het Koloniehuis 1939 met leden van het Vluchtelingencomité; David Rosenbaum achterste rij, 3e van links en Josef Rosenbaum achterste rij, 2e van rechts, Ghetto Fighters House)


Loosdrecht

In augustus 1940 verhuisde David Rosenbaum naar de Jeugdalijah Loosdrecht. In het Paviljoen Loosdrechtse Rade verbleven Palestinapioniers die een praktische opleiding ontvingen voordat ze naar Palestina zouden emigreren. Rosenbaum volgde een opleiding bij een boer in de omgeving. De Palestinapioniers hadden ook een opleidingscentrum in Huize Voorburg in Elden. Rosenbaum kwam daar ook over de vloer. Zijn vriendinnetje Eshu Singer en beste vriend Ernst Cosmann verbleven in Elden.

David – beter bekend als Dudi - werd omschreven als “een knappe jongen, rossig. Hij was erg gevoelig, een dromer en toch vrolijk. Hij was een trouwe vriend, leergierig. Hij zat altijd verdiept in boeken. Zijn speciale interesse ging uit naar de politiek”.

(David Rosenbaum (links) samen met twee andere Palestinapioniers in Loosdrecht, bron Joodsmonument.nl)

 

Onderduiken

Vanaf juli 1942 begonnen vanuit Westerbork de treinen naar het oosten te rijden. Steeds meer Joden werden naar het Drentse kamp overgebracht. De Loosdrechtse Palestinapioniers besloten collectief onder te duiken. Aanvankelijk lukte het niet genoeg onderduikplaatsen te vinden, maar ze kregen al snel hulp van Joop Westerweel. Westerweel werkte in de jaren dertig op de Werkplaats, de school van Kees Boeke in Bilthoven. Via een Joodse kennis kwam hij in contact met de Palestinapioniers en besloot hen te helpen. Daarvoor zette hij ook zijn netwerk uit de Werkplaats-tijd in. De groep rondom Westerweel, die zowel uit Joodse als niet-Joodse verzetsstrijders bestond, kwam later bekend te staan als de Westerweelgroep.

 

Voor alle bewoners van de Jeugdallijah was er een onderduikadres. Toen de Duitsers de bewoners op 15 augustus 1942 kwamen halen troffen zij een leeg paviljoen aan. Rosenbaum kwam waarschijnlijk direct bij Jan van Stolk terecht. Mirjam Pinkhof noemt in haar boek over de Jeugallijah Arnhem als een van de plaatsen waar pioniers naartoe gingen.

 

Jan van Stolk

Iets over de achtergrond van Jan van Stolk, die op het Canarische eiland Las Palmas ter wereld kwam. Hij was de zoon van kunstverzamelaar Adriaan Pieter van Stolk en de beeldend kunstenares jonkvrouw Sophie van der Does de Willebois. Zijn ouders begaven zich voornamelijk in kunstkringen. Zo paste de beroemde kunstenaar Maurits Cornelis Escher op de kleine Jan. Vader Adriaan Pieter overleed in 1926, waarna zijn moeder in 1931 hertrouwde met de Italiaan Luigi de Lerma. Het gezin kwam in 1934 naar Nederland en vestigde zich in het Utrechtse dorpje Groenekan.

(Jan van Stolk, foto website Capriolus Contemporary Ceramics)

 

Van Stolk liep in de jaren dertig, net als Joop Westerweel, rond op de Werkplaats in Bilthoven. Uit het proefschrift van Daniela Hooghiemstra over Kees Boeke blijkt dat Van Stolk in de oorlogsjaren nog actief was in kringen van de Werkplaats. Hij zal door Joop Westerweel of een van diens helpers gevraagd zijn om Rosenbaum onderdak te bieden. Verzet tegen de Jodenvervolging was de Van Stolks sowieso niet vreemd. Jan van Stolks zus Romualda werd op 30 april 1942 opgepakt in Amsterdam omdat zij uit protest tegen de invoering van de Jodenster met een eigen gemaakte ster rondliep met daarop haar naam.

 

Elden

Drie dagen voor de arrestatie van Rosenbaum werden de Palestinapioniers in Elden opgepakt. Dat is relevant voor het verhaal van Rosenbaum, omdat hij in Westerbork met hen te maken had. De leider van de Eldense groep Werner Ahnfeld geloofde waarschijnlijk de belofte van de Duitsers dat ze met rust gelaten zouden worden en daarom besloot de groep niet het voorbeeld van de Loosdrechtse Palestinapioniers te volgen.

(Palestina-pioniers Huize Voorburg zomer 1942; Historische Kring Elden © Collectie Schlomo Samson)


Westerbork

David Rosenbaum arriveerde op 31 oktober 1942 in Westerbork. In juli van dat jaar was zijn broer Josef al vanuit Westerbork op de trein gezet naar Auschwitz en daar vermoord. In Westerbork had Rosenbaum het geluk de Eldenaren tegen het lijf te lopen. De vader van een van de Eldenaren was Manfred Samson, een oudgediende in het kamp. Hij had invloed bij de Duitse kampleiding en wist voor elkaar te krijgen dat de Eldenaren een hachshara-groep mochten vormen, die buiten het kamp aan landbouwprojecten kon werken. Hachshara betekent in het Hebreeuws voorbereiding. De pioniers gebruikten de term om opleidingscentra voor emigratie naar Palestina te beschrijven. Rosenbaum voegde zich bij Hachshara-groep. Ook pioniers van andere groepen sloten zich aan.

(David Rosenbaum [links] vanuit Westerbork tijdelijk aan het werk bij een boer in Zwiggelte samen met andere pioniers, foto Westerbork Portretten)

 

Veilig

In Westerbork waanden de Palestinapioniers zich aanvankelijk nog veilig. Ze stonden op de Palestinalijsten, waardoor ze in aanmerking hoopten te komen voor emigratie naar Palestina, bijvoorbeeld door uitwisseling tegen Duitse krijgsgevangenen. In eerste instantie hadden de Duitsers genoeg vulling voor de treinen, maar in september 1943 vertrokken toch veertig pioniers naar Auschwitz. Terwijl de trein weggleed werd zowel vanuit de trein als door de achtergebleven pioniers het Hatikva en het Techezaknah, het lied van de pioniers, gezongen. David schreef op 15 september 1943 een brief aan Ilse Birnbaum. : “Hier is een groot gat, dat niet meer opgevuld kan worden. Als men in de barak komt, loopt niemand je tegemoet, er is geen gepraat en geen discussie. Die stilte is ontzettend. Ik houd op daarover daarover te schrijven, anders word ik nog gek. Dat heeft ons vast aaneen gesmeed, dat wil zeggen, de Eldenaren en het beklagenswaardige restje van de Deventer Vereeniging”.

 

Ontsnappen

Vanaf dat moment maakten de pioniers plannen om te ontsnappen. Er was een smalspoor waarover een kleine locomotief met een aantal wagonnetjes naar het Oranjekanaal reed. Daar werden onder andere onderdelen van neergestorte vliegtuigen ingeladen, die kampgevangenen uit elkaar haalden voor hergebruik. Verschillende pioniers ontsnapten via het treintje, waarna helpers hen buiten het kamp opwachten en verder hielpen.

 

Rosenbaum deed rond september 1943 een ontsnappingspoging, samen met Martin Uffenheimer. Zij werkten buiten het kamp en konden daardoor makkelijk de benen nemen. In de buurt van station Beilen herkende een officier van de marechaussee het tweetal. Terug in Westerbork volgde plaatsing in de strafbarak, wat betekende dat ze met het volgende transport zouden meegaan. Na bemiddeling van de Joodse huishoudster van kampbaas Albert Gemmeker liet hij hen vrij uit de strafbarak. Daardoor bleef Rosenbaum nog een jaar in Westerbork.


Geen afstel

Toch betekende uitstel geen afstel. Op 4 september 1944 vertrok David Rosenbaum met het een-na-laatste transport uit Westerbork. In dezelfde trein zat zijn jongste broer Simon. De broers kwamen eerst in Theresienstadt terecht en een paar weken later in Auschwitz. David Rosenbaum overleed officieel op 1 januari 1945. Ook Simon Rosenbaum stierf ergens in die maanden, hoewel we geen datum weten.

 

Gezwegen

Hoe het met Van Stolk verder ging direct na zijn arrestatie is niet bekend. Uit de politiedagrapporten blijkt dat hij samen met Rosenbaum werd overgedragen aan de Sicherheitspolizei. Er zijn geen aanwijzingen dat hij gestraft is voor Jodenbegunstiging, zoals dat heette. In 1943 liep hij in ieder geval (weer) vrij rond. Hij opende na de oorlog als keramist zijn eigen atelier in Nijmegen en later Oosterbeek en verwierf met zijn decoraties een zekere bekendheid.

 

Voor zover is na te gaan heeft Jan van Stolk nooit gesproken over zijn arrestatie. Veronica van Stolk is de oudste dochter en het verhaal is nieuw voor haar, hoewel haar vader altijd vrij open over de oorlog sprak. “Mijn zusters en ik weten alleen dat mijn vader meehielp met het vervalsen van documenten”.

 

De grote vraag die aan het einde blijft staan is hoe de Arnhemse politie Rosenbaum en Van Stolk op het spoor kwam. Getuigen zijn er niet meer en de archieven geven vooralsnog geen antwoord op die vraag.

 

januari 2024

 

Bronnen

Dagrapporten politie Arnhem, oktober 1942, geraadpleegd in het Gelders Archief

 

Mirjam Pinkhof, Ineke Brasz en anderen (1987). De Jeugdalijah van het Paviljoen Loosdrechtse Rade 1939-1945. Hilversum: Uitgeverij Verloren.

 

Daniella Hooghiemstra. (2013). De geest in dit huis is liefderijk. Het leven en De Werkplaats van Kees Boeke (1884-1966). Amsterdam: De Arbeiderspers

 

Hans Schippers (2015). De Westerweelgroep en de Palestinapioniers. Non-conformistisch verzet in de Tweede Wereldoorlog. Hilversum: Uitgeverij Verloren.

Chaja Ravinsky-Mandelbaum (2023). Brieven aan mijn moeder.Leeuwarden: Elikser uitgeverij.

 

Nederlandse Wikipedia: artikelen over Jan van Stolk (keramist) en Romualda Bogaerts

 

website Dokin.nl

 

Persoonskaarten cartotheek Joodse Raad van David, Josef en Simon Rosenbaum

 

Locatie Joods Monument Arnhem:
Kippenmarkt/Jonas Daniël Meijerplaats