menu  

Joods Monument Arnhem
Joods Monument Arnhem

 

 

 

 

Siny Franken: ‘Er reden geen treinen meer van Westerbork, dat was onze redding’

Peter Jetten

 

 “Er reden geen treinen meer van Westerbork, dat was onze redding”, vertelde Siny Franken in 2010 in een interview met Henny de Mönnink over haar overleven in de oorlog. Zij was toen 86 jaar, woonde in het verzorgingshuis Huize Kohlman (Beth Zikna) aan de Beekstraat en keek terug op een veelbewogen leven. Hieronder haar verhaal.

Siny (Gezina) wordt geboren op 8 februari 1924 in Arnhem. Haar wieg staat in de Pastoorstraat 7 tegenover de sjoel (synagoge), het huis van haar oma en opa Bachrach. Haar ouders zijn Mozes (Max) Franken en Susanna (Suze) Bachrach. Vader Max heeft een boekdrukkerij in de Rodenburgstraat 31, waar het gezin al spoedig na de geboorte van Siny komt te wonen. De Rodenburgstraat loopt vanaf de Rijnkade naar de Turfstraat en kruist onderweg de Weerdjesstraat en de Langstraat. Op de kruising met de Weerdjesstraat is de boekdrukkerij, naast het hoekpand nummer 33, waar dameskapper W.Wulfers gevestigd is.

(Rodenburgstraat 1935 gezien vanaf de Rijnkade, 1e kruising Weerdjesstraat met rechts op de hoek dameskapsalon W.Wulfers op no 33, daarnaast - met rode stip - boekdrukkerij Franken op 31, foto Gelders Archief)

(Rodenburgstraat 1953, kruising Weerdjesstraat, afbraak huizenblok nrs 33, 31, 29 en 27; met rechts van de lantaarnpaal op de hoek dameskapsalon W.Wulfers op no 33, en links van de lantaarnpaal met rode stip boekdrukkerij Franken op 31, links de Arriën Verhoeffstraat, voorheen Langstraat, foto Gelders Archief)

(Op de stoep van de Rodenburgstraat 31 op 13 juli 1939: v.l.n.r. Rudi en Siny Franken, zelfde plek als waar de rode stip op de vorige foto staat, foto collectie Ella Vuulink-Hopaf)


 

(Rodenburgstraat, kruising Weerdjesstraat situatie 2022. Ter hoogte van de bomen: voorheen huizenblok nrs 33, 31, 29 en 27)

 
In 1927 wordt broertje Rudi (Raphael) geboren. Het gezin is hecht en liefdevol. Vader speelt viool, Rudi gaat op accordeonles, waar hij verdienstelijk leert spelen. De familie is joods. In de binnenstad wonen voor de oorlog veel joodse Arnhemmers en iedereen kent elkaar wel op de een of andere manier. Zij vormen een bloeiende en hechte gemeenschap, ook al zijn er aanzienlijke sociaal-economische verschillen. Rijk of arm, veel joodse Arnhemmers zoals Max Franken hebben een bedrijf, winkel of een andere onderneming.

(familie Franken v.l.n.r. Max Franken, dochter Siny, Suze Bachrach en zoon Rudi ter gelegenheid van twaalfjarig huwelijk 1936, foto collectie Ella Vuulink-Hopaf)


Siny gaat naar de openbare lagere school in de buurt. De school staat aan de Schoolplaats, het is niet ver lopen vanaf de Rodenburgstraat. Woensdagmiddag heeft ze joodse les op de godsdienstschool aan de Kippenmarkt. De kinderen krijgen daar religieus onderricht. Siny zit achteraan in de klas samen met Bennie Bachrach, haar neefje. Er werd op de joodse school niet zo heel veel geleerd, vertelt Siny later. Hoogtepunten zijn de schoolreisjes, bijvoorbeeld naar Scheveningen in 1933 en naar Oud-Valkeveen in 1934.


(Joodse school, schoolreisje naar Scheveningen 1933, eerste rij uiterst links Rudi Franken met stropdas, foto collectie Ella Vuulink-Hopaf)

(Klassenfoto rond 1930 , openbare lagere school aan de Schoolplaats, Siny Franken 4e rij tafels rechts, 2e meisje van links, foto collectie Ella Vuulink-Hopaf)

Na de lagere school doorloopt Siny met succes de ULO en gaat in juli 1939 in de kantoorboekhandel van Piet Lorjé aan de Steenstraat 4 werken. Uitgaan en dansen doet ze graag met haar iets oudere nicht Ada Goldsmid, die aan de Staringstraat 12 woont. Ze hebben een grote groep vrienden, joods en niet-joods, en maken samen veel plezier. Echter, de anti-joodse maatregelen bepalen steeds meer hun doen en laten. Op een foto van 10 mei 1942 zie je Siny met Ada en vriendinnen plaatjes draaien in de voortuin bij Ada, een foto die minder onschuldig is dan op het eerste gezicht lijkt. Immers, in 1942 mogen joodse Arnhemmers niet meer in de trein, tram, parken, café’s en dancings komen en tussen 20.00 en 6.00 uur niet meer op straat zijn. De joodse bevolkingsgroep wordt buitengesloten van elk normaal maatschappelijk leven. Vermaak in het openbaar is verboden, vermaak in eigen tuin blijft over.

 

(Plaatjes draaien bij nicht Ada in de voortuin van Staringstraat 12 op 10 mei 1942, v.l.n.r. Bep Marcus, Ada Goldsmid, Siny Franken, niet herkend; Vermaak in het openbaar was voor Joden verboden, dus bleef vermaak in eigen tuin over, foto collectie Ella Vuulink-Hopaf)


Vader Max krijgt, zoals alle joodse mannen, een oproep om te gaan werken in werkkampen. Hij weigert, ‘als ze me nodig hebben, komen ze me maar halen’, zegt hij. Siny werkt bij Piet Lorjé aan de Steenstraat 4. Al in september 1940 wordt daar door onbekenden de etalageruit ingegooid, evenals bij de Joodse winkelier Israel Cohen op nummer 71a, zo is te lezen in een politierapport uit die periode. Door de anti-Joodse maatregelen krijgt Siny eind augustus 1942 gedwongen ontslag. Het echtpaar Lorjé is gemengd (Joods) gehuwd. Het ontslag moet met pijn in het hart gegeven zijn, want de firma is bijzonder aardig voor Siny. Zij krijgt haar salaris van 25 gulden doorbetaald. In oktober 1942 wordt de situatie zo gevaarlijk dat onderduiken een verstandige, maar zware beslissing is. Mevrouw Bakhuyzen van de aardappelhandel in de straat, had Siny al wel eens gevraagd om bij hen te komen, maar Siny wilde haar ouders en haar broer niet in de steek laten. Dat deed je niet, je familie in de steek laten.

In de onderduik
Annie (Alidina) Franken, de jongste zus van vader Max en tante van Siny, werkt bij dokter J.Tückermann op de Huygenslaan 9. Onder haar aliasnaam Rie Bakker zit ze in het verzet. Ze heeft het haar geblondeerd en in plaats van een Jodenster een gouden kruisje om. Als koerierster haalt ze bonnen op voor nieuwe distributiekaarten. De bonnen brengt ze naar onderduikeradressen. Ze regelt onderduikadressen voor Siny, haar ouders en haar broertje Rudi. Zo kan de 18 jarige Siny in oktober 1942 onderduiken op de Geitenkamp bij Gerrit en Hetty Kramer-Harmsen aan de Jagersweg 46. Gerrit en Hetty hebben een dochtertje Annie.

(Hetty en Gerrit Kramer-Harmsen met Gerrit j.r. in het midden, foto collectie Ella Vuulink-Hopaf)

De ouders van Siny en de dertienjarige Rudi duiken onder bij Arie en Rini Brugman-Harmsen , zwager en zus van Gerrit en Hetty. Arie en Rini wonen ook op de Geitenkamp aan de Tiendweg 34. Arie is automonteur.  Hun twee zoons zijn elders ondergedoken en één zoon is net uit de gevangenis ontslagen.

(Arie en Rini Brugman, trouwfoto 1939, collectie Ella Vuulink-Hopaf)

De Kramers en de familie Brugman helpen veel joden aan een adres: of in hun eigen huis of bij familie of kennissen. Ook de Brethouwers van de Jagerslaan 48, de buren van de Kramers, zijn actief. Gerrit Kramer werkt door bemiddeling van dokter Broeker van de Bronbeeklaan 64, “de burgemeester van de Geitenkamp”, bij het distributiekantoor, waar hij aan extra voedselbonnen kan komen. Annie Franken haalt ze bij Gerrit Kramer op en brengt ze rond. De dokter kan zo nodig ook extra bonnen uitschrijven.
Arie (Arend) Brugman is een zoon van Reinier Brugman, van beroep bakker, wonende aan de Schuttersbergweg 136. Reinier is van 1927-1946 raadslid is voor de communistische partij en fel antifascistisch. Al voor de oolog was zijn huis aan de Dennenweg 153 een doorgangshuis voor gevluchte Joden uit Duitsland.

Onderduiken is een risicovolle onderneming. Onderduikers worden bij ontdekking gedeporteerd of ter plekke doodgeschoten. Ook de onderduikgevers worden in vele gevallen gedeporteerd. Van de spanning heeft Gerrit geregeld maagklachten en Hetty zenuwpijnen. Als het niet veilig is worden de onderduikers naar een ander adres gebracht. Het gaat lang goed.


Opgepakt
Het is januari 1944 als de politie Annie Franken en dokter Tückermann oppakt. De laatste wordt verdacht van ondergrondse activiteiten en het in dienst hebben van een joods dienstmeisje, hetgeen vanaf 1942 verboden is. Dokter Tückermann is, behalve huisarts ook bedrijfsarts bij de ENKA. Hij heeft in 1942 de ontslagen joodse bedrijfsarts J.E. Hartogs opgevolgd, die een neef is van directeur J.C. Hartogs, stichter van de ENKA/AKU. De burgemeester wordt ingeschakeld en ook de ENKA probeert Tückermann als ‘fabrieksarts’ vrij te krijgen. De zaak is intussen door de SD overgenomen. Deze laat hem uiteindelijk vrij, maar Tückermann wordt als arts bij de ENKA/AKU ontslagen.

(Annie Franken, foto collectie Ella Vuulink-Hopaf)

Met Annie Franken (‘tante Annie’) loopt het minder goed af. Ze heeft net een nieuw (vals) persoonsbewijs, wanneer ze wordt aangehouden. Ze vergist ze zich in haar geboortedatum en wordt in hechtenis genomen. Iedereen is bang dat zij doorslaat, want ze heeft de distributiebonnen nog bij zich. Bij haar arrestatie vraagt ze toestemming om afscheid te nemen van het zoontje van Tückermann. Zo ziet ze kans de distributiekaarten onder het matrasje van  het kind te leggen. Via het Huis van Bewaring en Westerbork gaat Annie op de transport naar Auschwitz, waar ze op 28 januari 1944 wordt vermoord, 39 jaar oud. Onderweg weet ze nog een briefkaart uit de trein te gooien. Ze ondertekent de kaart met Rie, haar schuilnaam. Siny heeft de kaart haar hele leven bewaard. De tekst luidt:

Lieve Hetty en Gerrit,
Jullie zullen wel gehoord hebben wat mij is overkomen en wil ik op deze manier afscheid van jullie nemen. Morgenvroeg aanvaarden we de grote reis met onbekende bestemming. Al die tijd dat ik vrij ben geweest, ben ik moedig geweest, dit moet ik zelf dragen, maar nu het mezelf betreft ben ik laf geweest, anders had ik hier niet gezeten en hier heb ik ontzettende kwelling van. Als jullie in de gelegenheid bent, groet dan al mijn bekenden. Hoe is het met Gerrit zijn kwaal hopelijk is hij weer beter. Nu lieve mensen wees hartelijk gegroet en gekust ook de kinderen, van jullie liefhebbende Rie. 
Hopelijk zien we elkaar spoedig terug.

 

Door het oog van de naald

Op de zolder van Gerrit en Hetty is een schuilplaats voor Siny gemaakt, een luik in de vloer bij de muur. Bij een huisdoorzoeking – bij de Kramers zouden joden ondergedoken zitten - rent Siny naar boven. De Duitsers bellen gewoonlijk bij de voordeur aan, terwijl een “collega” bij de achterdeur post vat om ontsnappen te voorkomen. Deze vergist zich echter in de lange achtertuin en belandt bij de buren. Het huis wordt onderzocht en Hetty wendt hevige verbolgenheid voor: ze is zelf Duitse van geboorte en haar broer dient bij de Waffen SS. Zij wijst op diens foto aan de muur van de huiskamer. Op zolder gaat ze op het kleedje van het luik staan waaronder Siny verborgen zit: het luik is niet te zien. Eenmaal beneden ondervragen de Duitsers nog kleine Annie, maar het kind laat niets los.

(Schuilplaats van Siny op zolder bij de familie Kramer, foto van na de oorlog, collectie Ella Vuulink-Hopaf)

 

Te gevaarlijk
Bij de Kramers is intussen - via een zekere Koerselman - baby Hansje ondergedoken. Zijn zusje Mia is elders ondergebracht. Hetty gaat een keer met baby Hansje bij de ouders in Amsterdam op ‘visite’. Juist op dat moment wordt de woning overvallen bij een razzia. Hetty kan met de baby op het nippertje ontsnappen en keert terug naar Arnhem. Het gedrag van Koerselman is een bron van spanning. Hij blijkt er verdachte praktijken op na te houden door eerst mensen aan een onderduikadres te helpen, daarna de financieel en materieel uit te kleden en vervolgens te verraden. Hij zal nog tijdens de bezetting doodgeschoten worden. Op een keer moet Gerrit op het politiebureau komen, waar hij wordt ondervraagd hoe onderduikers toch aan distributiekaarten kunnen komen. Hij houdt zich van de domme. Al met al lijkt het te gevaarlijk geworden bij de Gerrit en Hetty. Siny “verhuist” daarom in 1944 naar Arie en Rini Brugman aan de Tiendweg 34, waar haar ouders en broer Rudi al geruime tijd ondergedoken zitten.

Slag om Arnhem

Op 17 september 1944 begint met de operatie Market Garden de slag om Arnhem . De operatie mislukt en op last van de bezetter worden zo’n 95.000 Arnhemmers voor acht maanden, zoals later blijkt, uit hun stad verjaagd. Joodse onderduikers, die er volgens de Duitsers al lang niet meer hadden mogen zijn - immers Nederland is sinds 1943 Judenfrei verklaard - gaan met de grote vluchtelingenstroom uit Arnhem mee. Het gezin Franken loopt mee met de familie Kramer en komt een korte periode bij de zuster van Hetty Kramer in Apeldoorn terecht. Omdat er in Apeldoorn veel Arnhemmers zijn en het risico van herkenning en verraad op de loer ligt, trekt het gezin Franken verder en komt in Balkbrug bij Dedemsvaart terecht. Siny werkt daar nog een tijdje bij een herenboer, terwijl de familie in een voormalig tehuis wordt gehuisvest. Wat ze al die tijd vrezen gebeurt: ze worden verraden, opgepakt en gevangen gezet in Beilen in de pastorie van dominee Faber, die gevorderd is door de Duitsers. Ze krijgen een plekje in een kale en provisorisch getimmerde cel op de zolder. Ze krijgen goed te eten en de soldaten zijn zowaar vriendelijk. Een oudere soldaat heeft medelijden en zegt tegen Siny: “Ach mädchen, Ihr geht nach Westerbork, aber es ist da gar nicht schlimm. Mann kan es aushalten!” Ze verstoppen hun waardevolle spullen in een loze ruimte achter de cel. Bewaakt door twee Hollandse SD-ers op de fiets rijdt een vriendelijke jonge koetsier hen met paard en wagen – auto’s rijden er bijna niet meer - naar kamp Westerbork. De koetsier heeft speciaal voor hen heerlijke boterhammen met kaas voor onderweg meegenomen.

Westerbork
Eenmaal in het kamp moeten ze het weinige dat ze nog bezitten afgeven. Siny en haar moeder gaan naar de vrouwenbarak 8, haar vader en broer naar de mannenbarakken. De moeder van Siny schilt aardappels in de centrale keuken en Siny moet in overall en klompen het bos in om hout te hakken. Gelukkig rijden er vanaf 17 september 1944 geen treinen meer naar de vernietigingskampen dankzij de landelijke spoorwegstaking. Die wetenschap maakt hun verblijf dragelijker.

De vorderingen van de geallieerden dringen tot het kamp door, er wordt vol spanning op de bevrijders gewacht. De Duitsers beginnen te vluchten. Op 12 april 1945 bevrijdt het Canadese leger de ruim 850 joodse gevangenen. Het duurt nog ruim twee maanden voordat het gezin het kamp mag verlaten. Het is nog te gevaarlijk buiten het kamp, het westen is niet bevrijd en Arnhemmers kunnen niet naar hun zwaar gehavende stad. Zij moeten eerst een vast woonadres zien te krijgen. Intussen krijgen jongens als Rudi een stok in de handen geduwd en moeten zij de eerste nieuwe gevangenen, van collaboratie verdachte Nederlanders, bewaken. In mei wordt die taak overgenomen door leden van de Binnenlandse Strijdkrachten, die willekeurig en niet zachtzinnig optreden. Intussen slaagt Siny er in om op een geleende herenfiets in het nabijgelegen Beilen de “familiejuwelen” op te sporen en terug te krijgen van dominee Faber.

Uit de kamplijsten blijkt dat nicht Ada Goldsmid met wie Siny samen in Arnhem is opgegroeid, het lot van de vernietigingskampen is bespaard. Zij heeft de oorlog in de onderduik in Amsterdam overleefd en woont met haar man Willy Wouda op de Plantage Kerklaan 3 hoog. De Frankens schrijven haar en krijgen na enige tijd bericht dat ze welkom zijn. Op 18 juni 1945 mogen zij het kamp uit met een individueel certificaat, waarin aan alle autoriteiten wordt verzocht “medewerking te verleenen aan bovengenoemde voor het bereiken zijner nieuwe woonplaats”. Het dient tevens als doorlaatpas uit het kamp, voorzien van de aantekening dat de houder 25 gulden voorschot heeft gekregen. Ze gaan naar Amsterdam en trekken bij Ada en Willy drie hoog in. Op den duur worden de steile trappen te bezwaarlijk voor de moeder van Siny en de familie Franken besluit na een tijdje terug te keren naar Arnhem.

Terug in Arnhem
In het gehavende Arnhem is het woonhuis en de drukkerij aan de Rodenburgstraat onherstelbaar beschadigd en de inboedel gestolen. De ontvangst in Arnhem is over het algemeen koel. De boekdrukkerij opnieuw opstarten is geen haalbare kaart. Vader Max krijgt 500 gulden ter compensatie voor de geleden schade, een bedrag waar je in die tijd niet veel mee kan doen. Max Franken heeft de gave direct en snel taalfouten uit teksten te halen en daarmee weet hij een baan te krijgen als corrector bij het instituut PBNA aan de Velperbuitensingel. Nog een geluk, gezien zijn leeftijd.

(Rodenburgstraat richting Turfstraat 1945 - hoek Weerdjesstraat met rechts dameskapsalon W.Wulfers op no 33, daarnaast niet zichtbaar, boekdrukkerij Franken op 31, foto Gelders Archief)

De familie gaat wonen op de Da Costastraat 2 op de Paasberg en probeert een nieuw leven op te bouwen na de verschrikkingen van de oorlog en de vele omgekomen familieleden. Twee jaar later dient zich een nieuwe ramp aan. Rudi Franken wordt in april 1947 opgeroepen om als dienstplichtig soldaat tijdens de “politionele acties’’ te vechten in Nederlands Indië. Uitzonderingen worden niet gemaakt. Rudi vertrekt met het troepenschip Johan van Oldenbarnevelt naar Java. Nauwelijks een maand later, op 27 mei verdrinkt hij tijdens een oefening samen met een maat in de omgeving van Buitenzorg. Hij wordt begraven op het ereveld Menteng Pulo. Het is wat Siny noemt ‘de zwarte bladzijde in onze geschiedenis’. Vijfenveertig jaar later, in 1992 zal zij samen met haar man het graf van haar broer op Java bezoeken, een emotionele reis, waar ze lang tegenop heeft gezien.

(Rudi Franken, bovenste rij 3e van links tijdens de Politionele Acties Nederlands-Indië 1947, foto collectie Ella Vuulink-Hopaf) 

Siny en Kees, een eigen leven

Siny krijgt na de oorlog een baan bij het distributiekantoor en leert op een dansavond bij ‘de Schelmsebrug’ haar man Kees Hopaf kennen, die bij de PTT werkt. Ze trouwen in 1950 en gaan aan de Steenstraat wonen. Later verhuizen zij naar de Bosch Kemperstraat, en in 1974 naar de Keizershof.

(Trouwfoto van Kees Hopaf en Siny Franken, Arnhem 1950, foto collectie Ella Vuulink-Hopaf)

Siny is niet zo gelovig, maar op Joodse hoogtijdagen bezoekt zij de synagoge. Kees is christen en gaat altijd mee, het keppeltje op. Kees is geliefd en op straat worden ze vaak begroet met ‘hé Kees’. Zij krijgen twee dochters, Ella en Anja, met wie zij vele sportieve fiets- en kampeervakanties houden. ‘Mijn vader herinner ik me als een lieve man die veel humor had. Hij was echt een familieman en droeg zijn gezin op handen’, zegt dochter Ella. “Mijn moeder was wat pittiger en bijdehanter, maar het was ook een zorgzame vrouw’.


Suze Franken-Bachrach, de moeder van Siny, overlijdt in 1959, een wat verdrietige en introverte oma, in de herinnering van kleindochter Ella. Als de kinderen groter worden gaat Siny ‘als werkende huisvrouw’ bij Vroom en Dreesmann werken. Wanneer de dochters helemaal de deur uit zijn en hun eigen gezinnen stichten, maken Siny en Kees grote reizen o.a. naar Amerika en vele, vele malen naar hun geliefde Israël.

Max Franken, de vader van Siny, overlijdt in 1970 in het Joods tehuis voor ouden van dagen Beth Zikna aan de Beekstraat. Op zijn grafsteen staat : “een bescheiden mens ging heen”. Kleindochter Ella vertelt over hem: ‘Aan mijn opa heb ik heel goede herinneringen. Het was een heel lieve, humorvolle man, die ondanks alles wat er in zijn leven gebeurd was, altijd positief bleef. In Beth-Zikna was hij een van de weinige mannen, wat hij fantastisch vond. Ondanks zijn leeftijd had hij nog verschillende vriendinnen daar. Ik had een hele goede band met hem. Hij ging in 1969 voor het eerst met een gezelschap naar Israël, een droom die voor hem uitkwam. Hij was een toegewijde fan van Vitesse en bezocht samen met Ies Kellerman (“Pietje Vitesse”) vele wedstrijden. Hij heeft nog van zijn kleinkinderen kunnen genieten’.

(Vitesse 1946, tweede rij, 2e van rechts 'Pietje Vitesse' oftewel Ies Kellerman en echtgenote; 3e van rechts Max Franken, foto Ella Vuulink-Hopaf)

Siny en Kees genieten op hun beurt volop van hún vier kleinkinderen en achterkleinkinderen. In 1989 zijn zij in Australië te gast bij het gouden huwelijksfeest van hun vroegere onderduikgevers Arie en Rini Brugman-Harmsen. Het echtpaar is vlak na de oorlog naar het verre continent geëmigreerd. Voor deze feestelijke gelegenheid vloeit bij Siny het volgende gedicht uit de pen. Ze draagt het voor. Er worden tranen weggepinkt.

Op een heug’lijke dag als deze
is er natuurlijke veel te gedenken
maar er zijn toch een paar dingen
om speciale aandacht aan te schenken
Want, al is de oorlog lang geleden
en lijkt dat alles lang voorbij
voor hen die dit alles doorstonden
is het verleden nog steeds nabij

Met gevaar voor eigen leven
openden jullie toen je huis
voor mij en kleine Hansje
werd jullie huis een veilig thuis

Hadden er maar meer mensen
het zelfde als jullie gedaan
dan hadden er niet zoveel namen
op de dodenlijst gestaan.


Daarom wil ik jullie danken
voor wat jullie hebt gedaan
ook namens man, kinderen en kleinkinderen
want zonder jullie hadden die laatsten niet bestaan.
Wie één mens redt, redt de wereld
Dat heeft niemand ooit weerlegd
Met dees, oude joodse wijsheid
daar is alles mee gezegd.


In de jaren die volgen gaat de gezondheid van Siny en Kees achteruit. Zij vieren in juni 2000 hun vijftigjarig huwelijksjubileum. Kees overlijdt in 2002 en Siny moet alleen verder, het valt niet mee. Elke dag gaat Siny wel even naar buiten de stad in, een behoefte die ze aan de onderduik heeft overgehouden. De oorlogservaringen doen zich gelden en ze wordt een tijdje ziek. Alleen wonen gaat op den duur niet meer en Siny verhuist naar het woonzorgcentrum Huize Kohlman, het vroegere Beth Zikna aan de Beekstraat. Ze heeft daar nog een fijne tijd. Ze overlijdt in 2012 op 88 jarige leeftijd. Ze wordt op de Joodse begraafplaats Moscowa begraven, waar ook haar haar ouders en grootouders liggen.


Peter Jetten
met dank aan Ella Vuulink-Hopaf

Bronnen
De gegevens uit dit artikel zijn grotendeels ontleend aan de volgende publicaties:

Ella Vuulink-Hopaf, Siny, haar leven, Arnhem 2016 (ongepubliceerde uitgave in eigen beheer).

 

Margo Klijn, de Stille slag, Joodse Arnhemmers 1933-1945. Arnhem 2014, tweede druk

Henny de Mönnink, Er reden geen treinen meer van kamp Westerbork, Arnhem 2012 http://www.hennydemonnink.nl/author/henny/page/30/

Herinneringscentrum Westerbork, bevrijdingsportret Raphael/Rudi Franken https://bevrijdingsportretten.nl/portret/raphael-rudi-franken/

 

Stef Ketelaar, R.J.Brugman (1885-1970) de wereld van een Arnhemse communist in de twintigste eeuw (deel 1), in Arnhems Historische tijdschrift, maart 2016, pagina 16 e.v.


Correspondentie met Ella Vuulink-Hopaf, februari-maart 2022.

Foto's
70, het fotoboek van Siny Franken, collectie Ella Vuulink-Hopaf

 

Onderscheiding

Aan het echtpaar Gerrit en Hetty Kramer-Harmsen werd op 6 juli 2023 postuum de Yad Vashem onderscheiding uitgereikt vanwege hulp aan onderduikers. Zie: Joods Monument Arnhem - Yad Vashem voor Gerrit en Hetty Kramer-Harmsen

Verhalen

Siny Franken: ‘Er reden geen treinen meer van Westerbork, dat was onze redding’

Peter Jetten

 

 “Er reden geen treinen meer van Westerbork, dat was onze redding”, vertelde Siny Franken in 2010 in een interview met Henny de Mönnink over haar overleven in de oorlog. Zij was toen 86 jaar, woonde in het verzorgingshuis Huize Kohlman (Beth Zikna) aan de Beekstraat en keek terug op een veelbewogen leven. Hieronder haar verhaal.

Siny (Gezina) wordt geboren op 8 februari 1924 in Arnhem. Haar wieg staat in de Pastoorstraat 7 tegenover de sjoel (synagoge), het huis van haar oma en opa Bachrach. Haar ouders zijn Mozes (Max) Franken en Susanna (Suze) Bachrach. Vader Max heeft een boekdrukkerij in de Rodenburgstraat 31, waar het gezin al spoedig na de geboorte van Siny komt te wonen. De Rodenburgstraat loopt vanaf de Rijnkade naar de Turfstraat en kruist onderweg de Weerdjesstraat en de Langstraat. Op de kruising met de Weerdjesstraat is de boekdrukkerij, naast het hoekpand nummer 33, waar dameskapper W.Wulfers gevestigd is.

(Rodenburgstraat 1935 gezien vanaf de Rijnkade, 1e kruising Weerdjesstraat met rechts op de hoek dameskapsalon W.Wulfers op no 33, daarnaast - met rode stip - boekdrukkerij Franken op 31, foto Gelders Archief)

(Rodenburgstraat 1953, kruising Weerdjesstraat, afbraak huizenblok nrs 33, 31, 29 en 27; met rechts van de lantaarnpaal op de hoek dameskapsalon W.Wulfers op no 33, en links van de lantaarnpaal met rode stip boekdrukkerij Franken op 31, links de Arriën Verhoeffstraat, voorheen Langstraat, foto Gelders Archief)

(Op de stoep van de Rodenburgstraat 31 op 13 juli 1939: v.l.n.r. Rudi en Siny Franken, zelfde plek als waar de rode stip op de vorige foto staat, foto collectie Ella Vuulink-Hopaf)


 

(Rodenburgstraat, kruising Weerdjesstraat situatie 2022. Ter hoogte van de bomen: voorheen huizenblok nrs 33, 31, 29 en 27)

 
In 1927 wordt broertje Rudi (Raphael) geboren. Het gezin is hecht en liefdevol. Vader speelt viool, Rudi gaat op accordeonles, waar hij verdienstelijk leert spelen. De familie is joods. In de binnenstad wonen voor de oorlog veel joodse Arnhemmers en iedereen kent elkaar wel op de een of andere manier. Zij vormen een bloeiende en hechte gemeenschap, ook al zijn er aanzienlijke sociaal-economische verschillen. Rijk of arm, veel joodse Arnhemmers zoals Max Franken hebben een bedrijf, winkel of een andere onderneming.

(familie Franken v.l.n.r. Max Franken, dochter Siny, Suze Bachrach en zoon Rudi ter gelegenheid van twaalfjarig huwelijk 1936, foto collectie Ella Vuulink-Hopaf)


Siny gaat naar de openbare lagere school in de buurt. De school staat aan de Schoolplaats, het is niet ver lopen vanaf de Rodenburgstraat. Woensdagmiddag heeft ze joodse les op de godsdienstschool aan de Kippenmarkt. De kinderen krijgen daar religieus onderricht. Siny zit achteraan in de klas samen met Bennie Bachrach, haar neefje. Er werd op de joodse school niet zo heel veel geleerd, vertelt Siny later. Hoogtepunten zijn de schoolreisjes, bijvoorbeeld naar Scheveningen in 1933 en naar Oud-Valkeveen in 1934.


(Joodse school, schoolreisje naar Scheveningen 1933, eerste rij uiterst links Rudi Franken met stropdas, foto collectie Ella Vuulink-Hopaf)

(Klassenfoto rond 1930 , openbare lagere school aan de Schoolplaats, Siny Franken 4e rij tafels rechts, 2e meisje van links, foto collectie Ella Vuulink-Hopaf)

Na de lagere school doorloopt Siny met succes de ULO en gaat in juli 1939 in de kantoorboekhandel van Piet Lorjé aan de Steenstraat 4 werken. Uitgaan en dansen doet ze graag met haar iets oudere nicht Ada Goldsmid, die aan de Staringstraat 12 woont. Ze hebben een grote groep vrienden, joods en niet-joods, en maken samen veel plezier. Echter, de anti-joodse maatregelen bepalen steeds meer hun doen en laten. Op een foto van 10 mei 1942 zie je Siny met Ada en vriendinnen plaatjes draaien in de voortuin bij Ada, een foto die minder onschuldig is dan op het eerste gezicht lijkt. Immers, in 1942 mogen joodse Arnhemmers niet meer in de trein, tram, parken, café’s en dancings komen en tussen 20.00 en 6.00 uur niet meer op straat zijn. De joodse bevolkingsgroep wordt buitengesloten van elk normaal maatschappelijk leven. Vermaak in het openbaar is verboden, vermaak in eigen tuin blijft over.

 

(Plaatjes draaien bij nicht Ada in de voortuin van Staringstraat 12 op 10 mei 1942, v.l.n.r. Bep Marcus, Ada Goldsmid, Siny Franken, niet herkend; Vermaak in het openbaar was voor Joden verboden, dus bleef vermaak in eigen tuin over, foto collectie Ella Vuulink-Hopaf)


Vader Max krijgt, zoals alle joodse mannen, een oproep om te gaan werken in werkkampen. Hij weigert, ‘als ze me nodig hebben, komen ze me maar halen’, zegt hij. Siny werkt bij Piet Lorjé aan de Steenstraat 4. Al in september 1940 wordt daar door onbekenden de etalageruit ingegooid, evenals bij de Joodse winkelier Israel Cohen op nummer 71a, zo is te lezen in een politierapport uit die periode. Door de anti-Joodse maatregelen krijgt Siny eind augustus 1942 gedwongen ontslag. Het echtpaar Lorjé is gemengd (Joods) gehuwd. Het ontslag moet met pijn in het hart gegeven zijn, want de firma is bijzonder aardig voor Siny. Zij krijgt haar salaris van 25 gulden doorbetaald. In oktober 1942 wordt de situatie zo gevaarlijk dat onderduiken een verstandige, maar zware beslissing is. Mevrouw Bakhuyzen van de aardappelhandel in de straat, had Siny al wel eens gevraagd om bij hen te komen, maar Siny wilde haar ouders en haar broer niet in de steek laten. Dat deed je niet, je familie in de steek laten.

In de onderduik
Annie (Alidina) Franken, de jongste zus van vader Max en tante van Siny, werkt bij dokter J.Tückermann op de Huygenslaan 9. Onder haar aliasnaam Rie Bakker zit ze in het verzet. Ze heeft het haar geblondeerd en in plaats van een Jodenster een gouden kruisje om. Als koerierster haalt ze bonnen op voor nieuwe distributiekaarten. De bonnen brengt ze naar onderduikeradressen. Ze regelt onderduikadressen voor Siny, haar ouders en haar broertje Rudi. Zo kan de 18 jarige Siny in oktober 1942 onderduiken op de Geitenkamp bij Gerrit en Hetty Kramer-Harmsen aan de Jagersweg 46. Gerrit en Hetty hebben een dochtertje Annie.

(Hetty en Gerrit Kramer-Harmsen met Gerrit j.r. in het midden, foto collectie Ella Vuulink-Hopaf)

De ouders van Siny en de dertienjarige Rudi duiken onder bij Arie en Rini Brugman-Harmsen , zwager en zus van Gerrit en Hetty. Arie en Rini wonen ook op de Geitenkamp aan de Tiendweg 34. Arie is automonteur.  Hun twee zoons zijn elders ondergedoken en één zoon is net uit de gevangenis ontslagen.

(Arie en Rini Brugman, trouwfoto 1939, collectie Ella Vuulink-Hopaf)

De Kramers en de familie Brugman helpen veel joden aan een adres: of in hun eigen huis of bij familie of kennissen. Ook de Brethouwers van de Jagerslaan 48, de buren van de Kramers, zijn actief. Gerrit Kramer werkt door bemiddeling van dokter Broeker van de Bronbeeklaan 64, “de burgemeester van de Geitenkamp”, bij het distributiekantoor, waar hij aan extra voedselbonnen kan komen. Annie Franken haalt ze bij Gerrit Kramer op en brengt ze rond. De dokter kan zo nodig ook extra bonnen uitschrijven.
Arie (Arend) Brugman is een zoon van Reinier Brugman, van beroep bakker, wonende aan de Schuttersbergweg 136. Reinier is van 1927-1946 raadslid is voor de communistische partij en fel antifascistisch. Al voor de oolog was zijn huis aan de Dennenweg 153 een doorgangshuis voor gevluchte Joden uit Duitsland.

Onderduiken is een risicovolle onderneming. Onderduikers worden bij ontdekking gedeporteerd of ter plekke doodgeschoten. Ook de onderduikgevers worden in vele gevallen gedeporteerd. Van de spanning heeft Gerrit geregeld maagklachten en Hetty zenuwpijnen. Als het niet veilig is worden de onderduikers naar een ander adres gebracht. Het gaat lang goed.


Opgepakt
Het is januari 1944 als de politie Annie Franken en dokter Tückermann oppakt. De laatste wordt verdacht van ondergrondse activiteiten en het in dienst hebben van een joods dienstmeisje, hetgeen vanaf 1942 verboden is. Dokter Tückermann is, behalve huisarts ook bedrijfsarts bij de ENKA. Hij heeft in 1942 de ontslagen joodse bedrijfsarts J.E. Hartogs opgevolgd, die een neef is van directeur J.C. Hartogs, stichter van de ENKA/AKU. De burgemeester wordt ingeschakeld en ook de ENKA probeert Tückermann als ‘fabrieksarts’ vrij te krijgen. De zaak is intussen door de SD overgenomen. Deze laat hem uiteindelijk vrij, maar Tückermann wordt als arts bij de ENKA/AKU ontslagen.

(Annie Franken, foto collectie Ella Vuulink-Hopaf)

Met Annie Franken (‘tante Annie’) loopt het minder goed af. Ze heeft net een nieuw (vals) persoonsbewijs, wanneer ze wordt aangehouden. Ze vergist ze zich in haar geboortedatum en wordt in hechtenis genomen. Iedereen is bang dat zij doorslaat, want ze heeft de distributiebonnen nog bij zich. Bij haar arrestatie vraagt ze toestemming om afscheid te nemen van het zoontje van Tückermann. Zo ziet ze kans de distributiekaarten onder het matrasje van  het kind te leggen. Via het Huis van Bewaring en Westerbork gaat Annie op de transport naar Auschwitz, waar ze op 28 januari 1944 wordt vermoord, 39 jaar oud. Onderweg weet ze nog een briefkaart uit de trein te gooien. Ze ondertekent de kaart met Rie, haar schuilnaam. Siny heeft de kaart haar hele leven bewaard. De tekst luidt:

Lieve Hetty en Gerrit,
Jullie zullen wel gehoord hebben wat mij is overkomen en wil ik op deze manier afscheid van jullie nemen. Morgenvroeg aanvaarden we de grote reis met onbekende bestemming. Al die tijd dat ik vrij ben geweest, ben ik moedig geweest, dit moet ik zelf dragen, maar nu het mezelf betreft ben ik laf geweest, anders had ik hier niet gezeten en hier heb ik ontzettende kwelling van. Als jullie in de gelegenheid bent, groet dan al mijn bekenden. Hoe is het met Gerrit zijn kwaal hopelijk is hij weer beter. Nu lieve mensen wees hartelijk gegroet en gekust ook de kinderen, van jullie liefhebbende Rie. 
Hopelijk zien we elkaar spoedig terug.

 

Door het oog van de naald

Op de zolder van Gerrit en Hetty is een schuilplaats voor Siny gemaakt, een luik in de vloer bij de muur. Bij een huisdoorzoeking – bij de Kramers zouden joden ondergedoken zitten - rent Siny naar boven. De Duitsers bellen gewoonlijk bij de voordeur aan, terwijl een “collega” bij de achterdeur post vat om ontsnappen te voorkomen. Deze vergist zich echter in de lange achtertuin en belandt bij de buren. Het huis wordt onderzocht en Hetty wendt hevige verbolgenheid voor: ze is zelf Duitse van geboorte en haar broer dient bij de Waffen SS. Zij wijst op diens foto aan de muur van de huiskamer. Op zolder gaat ze op het kleedje van het luik staan waaronder Siny verborgen zit: het luik is niet te zien. Eenmaal beneden ondervragen de Duitsers nog kleine Annie, maar het kind laat niets los.

(Schuilplaats van Siny op zolder bij de familie Kramer, foto van na de oorlog, collectie Ella Vuulink-Hopaf)

 

Te gevaarlijk
Bij de Kramers is intussen - via een zekere Koerselman - baby Hansje ondergedoken. Zijn zusje Mia is elders ondergebracht. Hetty gaat een keer met baby Hansje bij de ouders in Amsterdam op ‘visite’. Juist op dat moment wordt de woning overvallen bij een razzia. Hetty kan met de baby op het nippertje ontsnappen en keert terug naar Arnhem. Het gedrag van Koerselman is een bron van spanning. Hij blijkt er verdachte praktijken op na te houden door eerst mensen aan een onderduikadres te helpen, daarna de financieel en materieel uit te kleden en vervolgens te verraden. Hij zal nog tijdens de bezetting doodgeschoten worden. Op een keer moet Gerrit op het politiebureau komen, waar hij wordt ondervraagd hoe onderduikers toch aan distributiekaarten kunnen komen. Hij houdt zich van de domme. Al met al lijkt het te gevaarlijk geworden bij de Gerrit en Hetty. Siny “verhuist” daarom in 1944 naar Arie en Rini Brugman aan de Tiendweg 34, waar haar ouders en broer Rudi al geruime tijd ondergedoken zitten.

Slag om Arnhem

Op 17 september 1944 begint met de operatie Market Garden de slag om Arnhem . De operatie mislukt en op last van de bezetter worden zo’n 95.000 Arnhemmers voor acht maanden, zoals later blijkt, uit hun stad verjaagd. Joodse onderduikers, die er volgens de Duitsers al lang niet meer hadden mogen zijn - immers Nederland is sinds 1943 Judenfrei verklaard - gaan met de grote vluchtelingenstroom uit Arnhem mee. Het gezin Franken loopt mee met de familie Kramer en komt een korte periode bij de zuster van Hetty Kramer in Apeldoorn terecht. Omdat er in Apeldoorn veel Arnhemmers zijn en het risico van herkenning en verraad op de loer ligt, trekt het gezin Franken verder en komt in Balkbrug bij Dedemsvaart terecht. Siny werkt daar nog een tijdje bij een herenboer, terwijl de familie in een voormalig tehuis wordt gehuisvest. Wat ze al die tijd vrezen gebeurt: ze worden verraden, opgepakt en gevangen gezet in Beilen in de pastorie van dominee Faber, die gevorderd is door de Duitsers. Ze krijgen een plekje in een kale en provisorisch getimmerde cel op de zolder. Ze krijgen goed te eten en de soldaten zijn zowaar vriendelijk. Een oudere soldaat heeft medelijden en zegt tegen Siny: “Ach mädchen, Ihr geht nach Westerbork, aber es ist da gar nicht schlimm. Mann kan es aushalten!” Ze verstoppen hun waardevolle spullen in een loze ruimte achter de cel. Bewaakt door twee Hollandse SD-ers op de fiets rijdt een vriendelijke jonge koetsier hen met paard en wagen – auto’s rijden er bijna niet meer - naar kamp Westerbork. De koetsier heeft speciaal voor hen heerlijke boterhammen met kaas voor onderweg meegenomen.

Westerbork
Eenmaal in het kamp moeten ze het weinige dat ze nog bezitten afgeven. Siny en haar moeder gaan naar de vrouwenbarak 8, haar vader en broer naar de mannenbarakken. De moeder van Siny schilt aardappels in de centrale keuken en Siny moet in overall en klompen het bos in om hout te hakken. Gelukkig rijden er vanaf 17 september 1944 geen treinen meer naar de vernietigingskampen dankzij de landelijke spoorwegstaking. Die wetenschap maakt hun verblijf dragelijker.

De vorderingen van de geallieerden dringen tot het kamp door, er wordt vol spanning op de bevrijders gewacht. De Duitsers beginnen te vluchten. Op 12 april 1945 bevrijdt het Canadese leger de ruim 850 joodse gevangenen. Het duurt nog ruim twee maanden voordat het gezin het kamp mag verlaten. Het is nog te gevaarlijk buiten het kamp, het westen is niet bevrijd en Arnhemmers kunnen niet naar hun zwaar gehavende stad. Zij moeten eerst een vast woonadres zien te krijgen. Intussen krijgen jongens als Rudi een stok in de handen geduwd en moeten zij de eerste nieuwe gevangenen, van collaboratie verdachte Nederlanders, bewaken. In mei wordt die taak overgenomen door leden van de Binnenlandse Strijdkrachten, die willekeurig en niet zachtzinnig optreden. Intussen slaagt Siny er in om op een geleende herenfiets in het nabijgelegen Beilen de “familiejuwelen” op te sporen en terug te krijgen van dominee Faber.

Uit de kamplijsten blijkt dat nicht Ada Goldsmid met wie Siny samen in Arnhem is opgegroeid, het lot van de vernietigingskampen is bespaard. Zij heeft de oorlog in de onderduik in Amsterdam overleefd en woont met haar man Willy Wouda op de Plantage Kerklaan 3 hoog. De Frankens schrijven haar en krijgen na enige tijd bericht dat ze welkom zijn. Op 18 juni 1945 mogen zij het kamp uit met een individueel certificaat, waarin aan alle autoriteiten wordt verzocht “medewerking te verleenen aan bovengenoemde voor het bereiken zijner nieuwe woonplaats”. Het dient tevens als doorlaatpas uit het kamp, voorzien van de aantekening dat de houder 25 gulden voorschot heeft gekregen. Ze gaan naar Amsterdam en trekken bij Ada en Willy drie hoog in. Op den duur worden de steile trappen te bezwaarlijk voor de moeder van Siny en de familie Franken besluit na een tijdje terug te keren naar Arnhem.

Terug in Arnhem
In het gehavende Arnhem is het woonhuis en de drukkerij aan de Rodenburgstraat onherstelbaar beschadigd en de inboedel gestolen. De ontvangst in Arnhem is over het algemeen koel. De boekdrukkerij opnieuw opstarten is geen haalbare kaart. Vader Max krijgt 500 gulden ter compensatie voor de geleden schade, een bedrag waar je in die tijd niet veel mee kan doen. Max Franken heeft de gave direct en snel taalfouten uit teksten te halen en daarmee weet hij een baan te krijgen als corrector bij het instituut PBNA aan de Velperbuitensingel. Nog een geluk, gezien zijn leeftijd.

(Rodenburgstraat richting Turfstraat 1945 - hoek Weerdjesstraat met rechts dameskapsalon W.Wulfers op no 33, daarnaast niet zichtbaar, boekdrukkerij Franken op 31, foto Gelders Archief)

De familie gaat wonen op de Da Costastraat 2 op de Paasberg en probeert een nieuw leven op te bouwen na de verschrikkingen van de oorlog en de vele omgekomen familieleden. Twee jaar later dient zich een nieuwe ramp aan. Rudi Franken wordt in april 1947 opgeroepen om als dienstplichtig soldaat tijdens de “politionele acties’’ te vechten in Nederlands Indië. Uitzonderingen worden niet gemaakt. Rudi vertrekt met het troepenschip Johan van Oldenbarnevelt naar Java. Nauwelijks een maand later, op 27 mei verdrinkt hij tijdens een oefening samen met een maat in de omgeving van Buitenzorg. Hij wordt begraven op het ereveld Menteng Pulo. Het is wat Siny noemt ‘de zwarte bladzijde in onze geschiedenis’. Vijfenveertig jaar later, in 1992 zal zij samen met haar man het graf van haar broer op Java bezoeken, een emotionele reis, waar ze lang tegenop heeft gezien.

(Rudi Franken, bovenste rij 3e van links tijdens de Politionele Acties Nederlands-Indië 1947, foto collectie Ella Vuulink-Hopaf) 

Siny en Kees, een eigen leven

Siny krijgt na de oorlog een baan bij het distributiekantoor en leert op een dansavond bij ‘de Schelmsebrug’ haar man Kees Hopaf kennen, die bij de PTT werkt. Ze trouwen in 1950 en gaan aan de Steenstraat wonen. Later verhuizen zij naar de Bosch Kemperstraat, en in 1974 naar de Keizershof.

(Trouwfoto van Kees Hopaf en Siny Franken, Arnhem 1950, foto collectie Ella Vuulink-Hopaf)

Siny is niet zo gelovig, maar op Joodse hoogtijdagen bezoekt zij de synagoge. Kees is christen en gaat altijd mee, het keppeltje op. Kees is geliefd en op straat worden ze vaak begroet met ‘hé Kees’. Zij krijgen twee dochters, Ella en Anja, met wie zij vele sportieve fiets- en kampeervakanties houden. ‘Mijn vader herinner ik me als een lieve man die veel humor had. Hij was echt een familieman en droeg zijn gezin op handen’, zegt dochter Ella. “Mijn moeder was wat pittiger en bijdehanter, maar het was ook een zorgzame vrouw’.


Suze Franken-Bachrach, de moeder van Siny, overlijdt in 1959, een wat verdrietige en introverte oma, in de herinnering van kleindochter Ella. Als de kinderen groter worden gaat Siny ‘als werkende huisvrouw’ bij Vroom en Dreesmann werken. Wanneer de dochters helemaal de deur uit zijn en hun eigen gezinnen stichten, maken Siny en Kees grote reizen o.a. naar Amerika en vele, vele malen naar hun geliefde Israël.

Max Franken, de vader van Siny, overlijdt in 1970 in het Joods tehuis voor ouden van dagen Beth Zikna aan de Beekstraat. Op zijn grafsteen staat : “een bescheiden mens ging heen”. Kleindochter Ella vertelt over hem: ‘Aan mijn opa heb ik heel goede herinneringen. Het was een heel lieve, humorvolle man, die ondanks alles wat er in zijn leven gebeurd was, altijd positief bleef. In Beth-Zikna was hij een van de weinige mannen, wat hij fantastisch vond. Ondanks zijn leeftijd had hij nog verschillende vriendinnen daar. Ik had een hele goede band met hem. Hij ging in 1969 voor het eerst met een gezelschap naar Israël, een droom die voor hem uitkwam. Hij was een toegewijde fan van Vitesse en bezocht samen met Ies Kellerman (“Pietje Vitesse”) vele wedstrijden. Hij heeft nog van zijn kleinkinderen kunnen genieten’.

(Vitesse 1946, tweede rij, 2e van rechts 'Pietje Vitesse' oftewel Ies Kellerman en echtgenote; 3e van rechts Max Franken, foto Ella Vuulink-Hopaf)

Siny en Kees genieten op hun beurt volop van hún vier kleinkinderen en achterkleinkinderen. In 1989 zijn zij in Australië te gast bij het gouden huwelijksfeest van hun vroegere onderduikgevers Arie en Rini Brugman-Harmsen. Het echtpaar is vlak na de oorlog naar het verre continent geëmigreerd. Voor deze feestelijke gelegenheid vloeit bij Siny het volgende gedicht uit de pen. Ze draagt het voor. Er worden tranen weggepinkt.

Op een heug’lijke dag als deze
is er natuurlijke veel te gedenken
maar er zijn toch een paar dingen
om speciale aandacht aan te schenken
Want, al is de oorlog lang geleden
en lijkt dat alles lang voorbij
voor hen die dit alles doorstonden
is het verleden nog steeds nabij

Met gevaar voor eigen leven
openden jullie toen je huis
voor mij en kleine Hansje
werd jullie huis een veilig thuis

Hadden er maar meer mensen
het zelfde als jullie gedaan
dan hadden er niet zoveel namen
op de dodenlijst gestaan.


Daarom wil ik jullie danken
voor wat jullie hebt gedaan
ook namens man, kinderen en kleinkinderen
want zonder jullie hadden die laatsten niet bestaan.
Wie één mens redt, redt de wereld
Dat heeft niemand ooit weerlegd
Met dees, oude joodse wijsheid
daar is alles mee gezegd.


In de jaren die volgen gaat de gezondheid van Siny en Kees achteruit. Zij vieren in juni 2000 hun vijftigjarig huwelijksjubileum. Kees overlijdt in 2002 en Siny moet alleen verder, het valt niet mee. Elke dag gaat Siny wel even naar buiten de stad in, een behoefte die ze aan de onderduik heeft overgehouden. De oorlogservaringen doen zich gelden en ze wordt een tijdje ziek. Alleen wonen gaat op den duur niet meer en Siny verhuist naar het woonzorgcentrum Huize Kohlman, het vroegere Beth Zikna aan de Beekstraat. Ze heeft daar nog een fijne tijd. Ze overlijdt in 2012 op 88 jarige leeftijd. Ze wordt op de Joodse begraafplaats Moscowa begraven, waar ook haar haar ouders en grootouders liggen.


Peter Jetten
met dank aan Ella Vuulink-Hopaf

Bronnen
De gegevens uit dit artikel zijn grotendeels ontleend aan de volgende publicaties:

Ella Vuulink-Hopaf, Siny, haar leven, Arnhem 2016 (ongepubliceerde uitgave in eigen beheer).

 

Margo Klijn, de Stille slag, Joodse Arnhemmers 1933-1945. Arnhem 2014, tweede druk

Henny de Mönnink, Er reden geen treinen meer van kamp Westerbork, Arnhem 2012 http://www.hennydemonnink.nl/author/henny/page/30/

Herinneringscentrum Westerbork, bevrijdingsportret Raphael/Rudi Franken https://bevrijdingsportretten.nl/portret/raphael-rudi-franken/

 

Stef Ketelaar, R.J.Brugman (1885-1970) de wereld van een Arnhemse communist in de twintigste eeuw (deel 1), in Arnhems Historische tijdschrift, maart 2016, pagina 16 e.v.


Correspondentie met Ella Vuulink-Hopaf, februari-maart 2022.

Foto's
70, het fotoboek van Siny Franken, collectie Ella Vuulink-Hopaf

 

Onderscheiding

Aan het echtpaar Gerrit en Hetty Kramer-Harmsen werd op 6 juli 2023 postuum de Yad Vashem onderscheiding uitgereikt vanwege hulp aan onderduikers. Zie: Joods Monument Arnhem - Yad Vashem voor Gerrit en Hetty Kramer-Harmsen

 

Locatie Joods Monument Arnhem:
Kippenmarkt/Jonas Daniël Meijerplaats