menu  

Joods Monument Arnhem
Joods Monument Arnhem

 

 

 

 

Alijda Jacobs bevrijdde acht gevangenen uit Westerbork

Peter Jetten

 
Alijda (Lijda) Jacobs (1917-2005) is rond de twintig als de oorlog uitbreekt. Ze is verliefd op Simon Bachrach, een joodse jongen uit de Atjehstraat in Arnhem. Alijda woont bij haar ouders op de Alexanderstraat en werkt als dienstmeisje bij de familie Mogendorff in de Frombergdwarsstraat. Als niet-joodse kan ze daar op den duur niet langer in dienst blijven. Ze gaat zich met gevaar voor eigen leven inzetten voor Joodse onderduikers, onder wie haar verloofde Simon en diens familie. Onderduiken is altijd beter dan je overgeven, is haar vaste overtuiging. Ze raakt betrokken bij de verzetsgroep van Loek Visser en krijgt te maken met onderduikadressen, smokkelen van joodse kinderen en onderduikers, vervalste persoonsbewijzen, voedselbonnen en koerierswerk (1 en 2). Ook leert ze omgaan met pistool en knuppel, waarmee ze op de hei bij Arnhem oefent.

(Alijda Jacobs op 21 jarige leeftijd © John Bachrach)

“Mijn moeder Alijda leerde ons dat je altijd keuzes kunt maken, en dat je ook achter je keuzes moet staan en niet als een schaap achter andere schapen moet aanlopen ”, vertelt zoon John Bachrach uit Westervoort 75 jaar later. “Ze was een krachtige vrouw, sociaal bewogen, zorgde voor gezinnen die het minder hadden en had een goede kijk op mensen. Het motto “wie één mens redt, redt de wereld” was haar op het lijf geschreven”.

De Bachrach’s
Simon Bachrach (1916-2011) is machinebankwerker en werkt vanaf 1936 bij de etikettenfabriek van de firma Mogendorff aan de Utrechtseweg. Hij heeft het vak geleerd in het weeshuis in Utrecht waar hij op zijn dertiende - na de vroege dood van zijn vader in 1929 - met zijn broer Maurits van elf terecht kwam. Simon is de enige die met de pas aangeschafte machines van de firma kan werken en wordt door de Verwalter verordonneerd reparaties te verrichten. Hij werkt zijn opvolger in en krijgt alsnog ontslag.
(Simon Bachrach 1939 in de etikettenfabriek Mogendorff Utrechtseweg © uit: De Stille slag, Margo Klijn)


Door de anti-joodse maatregelen van de bezetter wordt de situatie van de joodse Arnhemmers steeds penibeler en uiteindelijk levensbedreigend. Moeder Christina Bachrach-Eijsman (1884-1943) en dochter Annie (1924-1943) duiken met behulp van Alijda in Oosterbeek onder. Ze  worden echter verraden. Moeder wordt opgepakt en in het Huis van Bewaring in Arnhem vastgezet. Annie wordt op weg naar huis gewaarschuwd door een bekende. Ze bedenkt zich geen moment en gaat naar Arnhem om zich bij haar moeder in het Huis van Bewaring te voegen. Beiden worden op de trein naar Westerbork gezet en in april 1943 in Sobibor vermoord.

(Christina Bachrach-Eijsman,1884-1943, foto collectie John Bachrach)

 
Werkkampen
Haar zonen Simon, Maurits (1917-1944) en Bennie (1921-1989) krijgen zoals alle joodse mannen in september 1942 een oproep om naar de werkkampen te gaan. Die zijn in de dertiger jaren bedoeld voor werklozen ('werkverruiming'). Je krijgt er tenminste nog loon en je kunt als Joodse Nederlander voorkomen dat je op transport naar het Oosten wordt gezet. De mannen melden zich bij het station Arnhem, waar ambtenaren klaar staan om hen naar het werkkamp te begeleiden. Simon en Bennie komen terecht in werkkamp de Witte Paal in Friesland, Maurits in werkkamp Linde in Drenthe.

Naar Westerbork
De werkkampen blijken een val te zijn. Al enkele weken later, op 3 oktober 1942 worden de Joodse bewoners doorgestuurd naar het doorgangskamp Westerbork.

(Bericht van de Rijksdienst voor de Werkverruiming inspectie Friesland aan de burgemeester van Haskerland in Joure)

 


(schoolfoto Annie en Bennie Bachrach 1933 © John Bachrach)

Ontsnapping uit Westerbork

Simon en Bennie zien hun broer Maurits op 3 oktober in het kamp terug. Omdat die dag duizenden mannen vanuit de werkkampen Westerbork binnenkomen, is het kamp overvol. Ook arriveren hun families die - onder het mom van gezinshereniging - 2 op 3 oktober 1942 vanuit hun woonplaats op de trein naar Westerbork zijn gezet. Persoonsbewijzen, geld en sieraden worden afgenomen. Dinsdags worden de namenlijsten bekend gemaakt en vrijdags vertrekken de gevreesde transporten naar Polen. Alijda weet intussen dat Simon in Westerbork is. Zij reist vanuit Arnhem naar Hooghalen. Er gaan geregeld chauffeurs het kamp in en uit met materialen voor de barakkenbouw. Een van hen, Geurt Kreuze, legt op haar verzoek contact met Simon middels een foto van haar, het bewijs voor Simon dat Geurt te vertrouwen is. Simon is ondergebracht in barak 66 en wil ontsnappen als zijn broers ook gaan. Alijda gaat zelf op de vrachtwagen het kamp in “als nieuwe secretaresse, maar nog zonder papieren” en bespreekt bij het ketelhuis bij de appèlplaats met de broers het ontsnappingsplan. Simon zal als bijrijder van Geurt het kamp uitrijden als stucadoor met een pet en een overall die onder de kalk zit. Een paar dagen later slaagt het plan, hoewel bij de poort drie SS’ers willen meeliften. De drie gooien hun fietsen op de vrachtwagen en rijden niets vermoedend mee naar station Beilen. Het gaat goed, Alijda en Simon worden op het station afgezet, nemen de trein naar Arnhem en duiken onder in Duiven.

(kamp Westerbork najaar 1942 © 75 jaar vrijheid)

Nog meer ontsnappingen

Alijda gaat terug naar Westerbork, bang dat er spoedig nieuwe transporten zullen vertrekken. Maurits en Bennie lukt het zich daaraan te onttrekken en ontsnappen op dezelfde wijze als Simon. In Duiven treffen de broers elkaar weer. Alijda weet met de hulp van Geurt in totaal acht mensen te laten ontsnappen, onder wie verschillende echtparen en de Arnhemmer Nico Menko, vriend uit de tijd van Simons verblijf in het weeshuis in Utrecht (3)
Uiteindelijk gaat het mis, Geurt (1910-1945) wordt om iets anders dan de ontsnappingen in november 1942 gearresteerd en opgesloten in het Huis van Bewaring in Assen. Hij wordt als strafgevangene geïnterneerd in de kampen Amersfoort (december 1942), Vught (januari 1943), Sachsenhausen (september 1944) en Bergen-Belsen. Hij sterft daar in de lente van 1945, 34 jaar oud. Hij laat zijn vrouw Geertje (1917-1997) en drie kinderen achter.


(Geurt Kreuze op zijn trouwdag 1935 © Yad Vashem)


De Sallandse razzia: Maurits doodgeschoten

Simon en Alijda zijn in Arnhem in de buurt van de Koepelgevangenis ondergedoken en doen verzetswerk. Eind 1943 duiken Simon en zijn broers Bennie en Maurits bij landbouwers onder in Schoonheten, een buurtschap bij Raalte. Niemand weet daar dat zij joods zijn, zelfs niet dat zij broers zijn. Zij werken voor de kost - net zoals andere onderduikers - ieder bij een andere boer. Maurits is bij Aaltje en Hendrik Strookappe ondergedoken (4). Simon heet Gerrit Salemink, de schuilnaam van Bennie is Chris Geensen en van Maurits weet niemand beter of hij Hendrik Bakker heet, zoals op zijn vervalste persoonsbewijs staat.

(vervalst persoonsbewijs van Simon Bachrach op naam van Gerrit Salemink, foto collectie John Bachrach)


In oktober 1944 is er een razzia. Simon en Bennie weten zich schuil te houden. Maurits rent naar de boerderij waar Simon ondergedoken zit. Deze ziet door het raam hoe Maurits door landwachters in het weiland aan de Portlanderdijk tussen Nieuw-Heeten en Schoonheten doodgeschoten wordt. Hij kan niets uitrichten zonder zich zelf te verraden. Maurits wordt bij de boerderij begraven en later als Hendrik Bakker in Raalte herbegraven. In de officiële registers staat hij als Hendrik Bakker aangetekend. Het kost nog moeite om deze later te laten wijzigen in zijn echte naam: Mozes Bachrach. Na tragische dood van Maurits, blijven de broers Bennie en Simon tot na de bevrijding in Schoonheten.

(v.l.n.r. Bennie, Alijda en Maurits schillen aardappels op hun onderduikadres na de ontsnapping uit Westerbork © uit: Richard Woolderink, Raalte in oorlogstijd ’40-’45)

Na de oorlog

Simon en Alijda trouwen op 3 augustus 1945 in Arnhem, zij gaan wonen op de Johan de Wittlaan. Ze krijgen twee zonen Danny (1946-1981) en John (1948), en dochter Tineke (1953). De kinderen gaan naar de Hugo de Grootschool aan de Thorbeckestraat, “een fijne school met geweldige  leerkrachten, echte pedagogen”, volgens John Bachrach. Het is de periode van de wederopbouw, aanpakken en vooruitkijken is het devies. Maar bij de familie Bachrach is het gemis van de vermoorde familieleden groot en de oorlog nooit ver weg. 'Loek Visser en een aantal KP-leden kwamen na de oorlog met enige regelmaat bij ons thuis. Ik mocht nooit bij hun gesprekken aanwezig zijn. De schuifdeur van onze woonkamer was de grens', herinnert John zich.'Mijn moeder wist veel namen van foute Arnhemmers, onder wie belangrijke zakenmensen. Soms wilde zij ons liever niet bij bepaalde families over de vloer zien komen'. De oorlogsverhalen en de namen Westerbork en Hooghalen zitten John in het geheugen geklonken. 'Mijn ouders zijn betrekkelijk oud geworden, mijn moeder overleed op 88 jarige leeftijd, de laatste jaren was zij ziek en zat in een rolstoel. Mijn vader is 95 jaar geworden, al liet ook zijn gezondheid de laatste jaren te wensen over. Zij kregen tot hun vreugde zes kleinkinderen en acht achterkleinkinderen'.

Onderscheiding

Alijda Jacobs kreeg voor haar verzetsdaden het Nederlands verzetsherdenkingskruis en de Israëlische Yad Vashem onderscheiding in 1982. De lezers van het blad Margriet onderscheidden haar met de zilveren Margriet. Geurt Kreuze kreeg de Israëlische Yad Vashem onderscheiding in 2005.


Straatnaam
In de Arnhemse gemeenteraad is discussie over straatnamen. Moeten straten naar bekende Arnhemmers genoemd worden, naar wereldwijde strijders tegen onrecht of naar Arnhemse verzetshelden uit de Tweede Wereldoorlog?
“De generatie van verzetshelden sterft uit. Het zou mooi zijn als er in Arnhem een plein of straatnaam naar mijn moeder Alijda vernoemd zou worden. Gezien haar gedurfd en onvermoeibaar verzetswerk in de oorlog verdient ze dat ten volle. Het zou een Arnhems eerbetoon aan haar en haar generatie zijn”, aldus John Bachrach.

 

Oproep
Journalist Richard Woolderink schreef in oktober 2021 de volgende oproep: 'Arnhem, waar blijft het eerbetoon voor de oorlogsheldin uit jullie stad, die meer dan tien Joodse personen uit Westerbork redde?' Sinds die heldendaad zijn er bijna tachtig jaar verstreken. Het is niet, nee nooit tè laat. Maak er werk van... Eer wie ere toekomt..

Peter Jetten

 

Herinneringsplek

Dit artikel verscheen ook in de wijkkrant 'Langs Rijn & Rails' van Arnhem-West van september 2021. Het artikel staat op pagina 12-14. Op pagina 14 is een oproep geplaatst om mee te denken over een herinneringsplek voor Alijda Jacobs in Lombok, de wijk waar zij opgroeide.

 

Reacties

Op het verhaal van Alijda Jacobs kwamen verschillende reacties. Lees hier de reacties.

 

Noten

1. Loek H.Visser woonde met zijn moeder aan de Frombergdwarsstraat 9. Zijn vader was overleden. Hij gaf zijn studie op en kreeg een leidende rol bij de knokploeg (KP) Arnhem-Nijmegen. Ook zijn latere echtgenote Sietske Hoekstra behoorde tot de verzetsgroep. Zij redde onder meer in 1943 op het station Amsterdam de kleine Sallo van Gelder uit Aalten van deportatie. Ook smokkelde zij Esther Bamberger vanuit Westerbork naar een onderduikadres in Nijmegen. Loek Visser werd in 1944 opgepakt op zijn onderduikadres bij de familie van Eimeren, Leeuwstraat 69 in Nijmegen. Hij werd naar de Koepelgevangenis in Arnhem overgebracht, waaruit hij op 11 mei 1944 door een geslaagde actie van het verzet werd bevrijd samen met een grote groep mede KP'ers. Ook de moeder van Loek Visser werd op enig moment als gijzelaarster vastgezet, de Judensachbearbeiter te Arnhem Willy Bühe van de beruchte Arnhemse SD beweert na de oorlog, dat zij op zijn bevel werd vrijgelaten (zie: CABR 108722, Procureur-Fiscaal Ah E 18950, W F P J Buehe Bühe (02 03 1902), Bureau Opsporing Oorlogsmisdrijven). Bron: (www.oorloginnijmegen.nl). 

 

2. Phili Blogowski-Herschel schrijft in haar boekje: 'Om de twee weken, nam tante Lijda me mee, naar mijn ouders, die toen ondergedoken zaten. Lijda en ik namen de trein zonder geldige papieren. Het was een groot risico, maar zonder risico zouden veel dingen ook toen al het einde zijn geweest...'s avonds haalde tante Lijda me weer op en dan was het een drama. Mijn moeder wilde me niet laten gaan. Ze lag schreeuwend op de grond. Wanhopig probeerde ze mijn hand vast te houden en aan de andere kant mijn tante, die ons wilde losmaken....waar haalde mijn tante Lijda de moed vandaan om zo'n risico te nemen? Ze deed alleen wat haar  hart haar vertelde' (Phili Blogowski- Herschel, Ik heb het overleefd, leef ik nog?, Brave New Books, maart 2023).

 

3. Over het aantal ontsnappingen uit Westerbork, waarbij Alijda Jacobs en Geurt Kreuze betrokken waren, verschillen de bronnen. Wij hebben het getal acht aangehouden, het aantal dat Simon Bachrach noemt in het artikel “Hendrik Bakker op de vlucht neergeschoten”.


4. Maurits schrijft in juni 1944 onder zijn schuilnaam Henk Bakker in het poëzie-album van Dina, dochter van zijn onderduikgevers, het volgende versje:
Beste Dina/Dit is de eerste keer dat ik in een poëziealbum ga schrijven. En hoop dat het hierbij zal blijven/ Want eerlijk gezegd weet ik niet goed, of ik wel doe zoals het moet/ Ik hoop dat je mij geen standje zult maken. Anders zouden we nog aan het vechten raken/ Het dichten gaat me niet van een leiendak, want nu is duiker m’n heerlijk vak/ Dina echte albumversjes ken ik niet Dat merk je wel als je dit gedichtje ziet/ Maar wat ik je wens komt recht uit het hart. En dat is: dat je gespaard moge blijven voor al het verdriet en smart/Waaronder thans duizenden mensen lijden En die wachten op gelukkiger tijden/ Dina blijf zoals je nu bent eerlijk en eenvoudig en rein, dan behoef ik voor jouw verdere leven niet bang te zijn/ Dus Dina laat ’t gaan zoals ik denk dan ben ik tevreden en sluit, ‘t beste, Henk/    

 

Verwijzing
"Zo trots op deze Arnhemse heldin"
Filmimpressie door Olivia van Eck in het kader van het holocaust project van leerlingen van het Thomas a Kempis College in 2019. Klik hier.


Dit artikel over Alijda Jacobs is ook te lezen op de website van Traces of War. Klik hier.


Van de personen in dit verhaal genoemd, zijn door Netwerk Oorlogsbronnen de persoonlijke gebeurtenissen verwerkt in hun tijdslijn.

 

Straatnaam
Negen Arnhemse vrouwen die streden tegen discriminatie en vervolging krijgen een straatnaam in een nieuw te bouwen buurt in Schuytgraaf-Noord. Ook de naam van Alijda Bachrach (1917-2005) wordt vereeuwigd in de Alijda Bachrachsingel. Lees hier.

 

Bronnen
Hendrik Bakker op de vlucht neergeschoten pagina 106 e.v. uit: Richard Woolderink, Raalte in oorlogstijd ’40-’45, Doetinchem 1986, eerste druk

Margo Klijn, de Stille slag, Joodse Arnhemmers 1933-1945. Arnhem 2014, tweede druk


Dirk Mulder en Ben Prinsen, Kinderen in kamp Westerbork, Assen 1994 

 

www.oorloginnijmegen.nl


Phili Blogowski- Herschel, Ik heb het overleefd, leef ik nog?, Brave New Books, maart 2023


Werkkamp Linde op joodsewerkkampen.nl


Werkkamp de Witte Paal op joodsewerkkampen.nl


Oproepen van Richard Woolderink op zijn persoonlijke facebookpagina en op facebookgroep Arnhemd.d. 18 0ktober 2021 

 

Westerborkportretten, de broers Bachrach, Westerbork 2024.

Vraaggesprekken en correspondentie met John Bachrach (2021-2023)

Verhalen

Alijda Jacobs bevrijdde acht gevangenen uit Westerbork

Peter Jetten

 
Alijda (Lijda) Jacobs (1917-2005) is rond de twintig als de oorlog uitbreekt. Ze is verliefd op Simon Bachrach, een joodse jongen uit de Atjehstraat in Arnhem. Alijda woont bij haar ouders op de Alexanderstraat en werkt als dienstmeisje bij de familie Mogendorff in de Frombergdwarsstraat. Als niet-joodse kan ze daar op den duur niet langer in dienst blijven. Ze gaat zich met gevaar voor eigen leven inzetten voor Joodse onderduikers, onder wie haar verloofde Simon en diens familie. Onderduiken is altijd beter dan je overgeven, is haar vaste overtuiging. Ze raakt betrokken bij de verzetsgroep van Loek Visser en krijgt te maken met onderduikadressen, smokkelen van joodse kinderen en onderduikers, vervalste persoonsbewijzen, voedselbonnen en koerierswerk (1 en 2). Ook leert ze omgaan met pistool en knuppel, waarmee ze op de hei bij Arnhem oefent.

(Alijda Jacobs op 21 jarige leeftijd © John Bachrach)

“Mijn moeder Alijda leerde ons dat je altijd keuzes kunt maken, en dat je ook achter je keuzes moet staan en niet als een schaap achter andere schapen moet aanlopen ”, vertelt zoon John Bachrach uit Westervoort 75 jaar later. “Ze was een krachtige vrouw, sociaal bewogen, zorgde voor gezinnen die het minder hadden en had een goede kijk op mensen. Het motto “wie één mens redt, redt de wereld” was haar op het lijf geschreven”.

De Bachrach’s
Simon Bachrach (1916-2011) is machinebankwerker en werkt vanaf 1936 bij de etikettenfabriek van de firma Mogendorff aan de Utrechtseweg. Hij heeft het vak geleerd in het weeshuis in Utrecht waar hij op zijn dertiende - na de vroege dood van zijn vader in 1929 - met zijn broer Maurits van elf terecht kwam. Simon is de enige die met de pas aangeschafte machines van de firma kan werken en wordt door de Verwalter verordonneerd reparaties te verrichten. Hij werkt zijn opvolger in en krijgt alsnog ontslag.
(Simon Bachrach 1939 in de etikettenfabriek Mogendorff Utrechtseweg © uit: De Stille slag, Margo Klijn)


Door de anti-joodse maatregelen van de bezetter wordt de situatie van de joodse Arnhemmers steeds penibeler en uiteindelijk levensbedreigend. Moeder Christina Bachrach-Eijsman (1884-1943) en dochter Annie (1924-1943) duiken met behulp van Alijda in Oosterbeek onder. Ze  worden echter verraden. Moeder wordt opgepakt en in het Huis van Bewaring in Arnhem vastgezet. Annie wordt op weg naar huis gewaarschuwd door een bekende. Ze bedenkt zich geen moment en gaat naar Arnhem om zich bij haar moeder in het Huis van Bewaring te voegen. Beiden worden op de trein naar Westerbork gezet en in april 1943 in Sobibor vermoord.

(Christina Bachrach-Eijsman,1884-1943, foto collectie John Bachrach)

 
Werkkampen
Haar zonen Simon, Maurits (1917-1944) en Bennie (1921-1989) krijgen zoals alle joodse mannen in september 1942 een oproep om naar de werkkampen te gaan. Die zijn in de dertiger jaren bedoeld voor werklozen ('werkverruiming'). Je krijgt er tenminste nog loon en je kunt als Joodse Nederlander voorkomen dat je op transport naar het Oosten wordt gezet. De mannen melden zich bij het station Arnhem, waar ambtenaren klaar staan om hen naar het werkkamp te begeleiden. Simon en Bennie komen terecht in werkkamp de Witte Paal in Friesland, Maurits in werkkamp Linde in Drenthe.

Naar Westerbork
De werkkampen blijken een val te zijn. Al enkele weken later, op 3 oktober 1942 worden de Joodse bewoners doorgestuurd naar het doorgangskamp Westerbork.

(Bericht van de Rijksdienst voor de Werkverruiming inspectie Friesland aan de burgemeester van Haskerland in Joure)

 


(schoolfoto Annie en Bennie Bachrach 1933 © John Bachrach)

Ontsnapping uit Westerbork

Simon en Bennie zien hun broer Maurits op 3 oktober in het kamp terug. Omdat die dag duizenden mannen vanuit de werkkampen Westerbork binnenkomen, is het kamp overvol. Ook arriveren hun families die - onder het mom van gezinshereniging - 2 op 3 oktober 1942 vanuit hun woonplaats op de trein naar Westerbork zijn gezet. Persoonsbewijzen, geld en sieraden worden afgenomen. Dinsdags worden de namenlijsten bekend gemaakt en vrijdags vertrekken de gevreesde transporten naar Polen. Alijda weet intussen dat Simon in Westerbork is. Zij reist vanuit Arnhem naar Hooghalen. Er gaan geregeld chauffeurs het kamp in en uit met materialen voor de barakkenbouw. Een van hen, Geurt Kreuze, legt op haar verzoek contact met Simon middels een foto van haar, het bewijs voor Simon dat Geurt te vertrouwen is. Simon is ondergebracht in barak 66 en wil ontsnappen als zijn broers ook gaan. Alijda gaat zelf op de vrachtwagen het kamp in “als nieuwe secretaresse, maar nog zonder papieren” en bespreekt bij het ketelhuis bij de appèlplaats met de broers het ontsnappingsplan. Simon zal als bijrijder van Geurt het kamp uitrijden als stucadoor met een pet en een overall die onder de kalk zit. Een paar dagen later slaagt het plan, hoewel bij de poort drie SS’ers willen meeliften. De drie gooien hun fietsen op de vrachtwagen en rijden niets vermoedend mee naar station Beilen. Het gaat goed, Alijda en Simon worden op het station afgezet, nemen de trein naar Arnhem en duiken onder in Duiven.

(kamp Westerbork najaar 1942 © 75 jaar vrijheid)

Nog meer ontsnappingen

Alijda gaat terug naar Westerbork, bang dat er spoedig nieuwe transporten zullen vertrekken. Maurits en Bennie lukt het zich daaraan te onttrekken en ontsnappen op dezelfde wijze als Simon. In Duiven treffen de broers elkaar weer. Alijda weet met de hulp van Geurt in totaal acht mensen te laten ontsnappen, onder wie verschillende echtparen en de Arnhemmer Nico Menko, vriend uit de tijd van Simons verblijf in het weeshuis in Utrecht (3)
Uiteindelijk gaat het mis, Geurt (1910-1945) wordt om iets anders dan de ontsnappingen in november 1942 gearresteerd en opgesloten in het Huis van Bewaring in Assen. Hij wordt als strafgevangene geïnterneerd in de kampen Amersfoort (december 1942), Vught (januari 1943), Sachsenhausen (september 1944) en Bergen-Belsen. Hij sterft daar in de lente van 1945, 34 jaar oud. Hij laat zijn vrouw Geertje (1917-1997) en drie kinderen achter.


(Geurt Kreuze op zijn trouwdag 1935 © Yad Vashem)


De Sallandse razzia: Maurits doodgeschoten

Simon en Alijda zijn in Arnhem in de buurt van de Koepelgevangenis ondergedoken en doen verzetswerk. Eind 1943 duiken Simon en zijn broers Bennie en Maurits bij landbouwers onder in Schoonheten, een buurtschap bij Raalte. Niemand weet daar dat zij joods zijn, zelfs niet dat zij broers zijn. Zij werken voor de kost - net zoals andere onderduikers - ieder bij een andere boer. Maurits is bij Aaltje en Hendrik Strookappe ondergedoken (4). Simon heet Gerrit Salemink, de schuilnaam van Bennie is Chris Geensen en van Maurits weet niemand beter of hij Hendrik Bakker heet, zoals op zijn vervalste persoonsbewijs staat.

(vervalst persoonsbewijs van Simon Bachrach op naam van Gerrit Salemink, foto collectie John Bachrach)


In oktober 1944 is er een razzia. Simon en Bennie weten zich schuil te houden. Maurits rent naar de boerderij waar Simon ondergedoken zit. Deze ziet door het raam hoe Maurits door landwachters in het weiland aan de Portlanderdijk tussen Nieuw-Heeten en Schoonheten doodgeschoten wordt. Hij kan niets uitrichten zonder zich zelf te verraden. Maurits wordt bij de boerderij begraven en later als Hendrik Bakker in Raalte herbegraven. In de officiële registers staat hij als Hendrik Bakker aangetekend. Het kost nog moeite om deze later te laten wijzigen in zijn echte naam: Mozes Bachrach. Na tragische dood van Maurits, blijven de broers Bennie en Simon tot na de bevrijding in Schoonheten.

(v.l.n.r. Bennie, Alijda en Maurits schillen aardappels op hun onderduikadres na de ontsnapping uit Westerbork © uit: Richard Woolderink, Raalte in oorlogstijd ’40-’45)

Na de oorlog

Simon en Alijda trouwen op 3 augustus 1945 in Arnhem, zij gaan wonen op de Johan de Wittlaan. Ze krijgen twee zonen Danny (1946-1981) en John (1948), en dochter Tineke (1953). De kinderen gaan naar de Hugo de Grootschool aan de Thorbeckestraat, “een fijne school met geweldige  leerkrachten, echte pedagogen”, volgens John Bachrach. Het is de periode van de wederopbouw, aanpakken en vooruitkijken is het devies. Maar bij de familie Bachrach is het gemis van de vermoorde familieleden groot en de oorlog nooit ver weg. 'Loek Visser en een aantal KP-leden kwamen na de oorlog met enige regelmaat bij ons thuis. Ik mocht nooit bij hun gesprekken aanwezig zijn. De schuifdeur van onze woonkamer was de grens', herinnert John zich.'Mijn moeder wist veel namen van foute Arnhemmers, onder wie belangrijke zakenmensen. Soms wilde zij ons liever niet bij bepaalde families over de vloer zien komen'. De oorlogsverhalen en de namen Westerbork en Hooghalen zitten John in het geheugen geklonken. 'Mijn ouders zijn betrekkelijk oud geworden, mijn moeder overleed op 88 jarige leeftijd, de laatste jaren was zij ziek en zat in een rolstoel. Mijn vader is 95 jaar geworden, al liet ook zijn gezondheid de laatste jaren te wensen over. Zij kregen tot hun vreugde zes kleinkinderen en acht achterkleinkinderen'.

Onderscheiding

Alijda Jacobs kreeg voor haar verzetsdaden het Nederlands verzetsherdenkingskruis en de Israëlische Yad Vashem onderscheiding in 1982. De lezers van het blad Margriet onderscheidden haar met de zilveren Margriet. Geurt Kreuze kreeg de Israëlische Yad Vashem onderscheiding in 2005.


Straatnaam
In de Arnhemse gemeenteraad is discussie over straatnamen. Moeten straten naar bekende Arnhemmers genoemd worden, naar wereldwijde strijders tegen onrecht of naar Arnhemse verzetshelden uit de Tweede Wereldoorlog?
“De generatie van verzetshelden sterft uit. Het zou mooi zijn als er in Arnhem een plein of straatnaam naar mijn moeder Alijda vernoemd zou worden. Gezien haar gedurfd en onvermoeibaar verzetswerk in de oorlog verdient ze dat ten volle. Het zou een Arnhems eerbetoon aan haar en haar generatie zijn”, aldus John Bachrach.

 

Oproep
Journalist Richard Woolderink schreef in oktober 2021 de volgende oproep: 'Arnhem, waar blijft het eerbetoon voor de oorlogsheldin uit jullie stad, die meer dan tien Joodse personen uit Westerbork redde?' Sinds die heldendaad zijn er bijna tachtig jaar verstreken. Het is niet, nee nooit tè laat. Maak er werk van... Eer wie ere toekomt..

Peter Jetten

 

Herinneringsplek

Dit artikel verscheen ook in de wijkkrant 'Langs Rijn & Rails' van Arnhem-West van september 2021. Het artikel staat op pagina 12-14. Op pagina 14 is een oproep geplaatst om mee te denken over een herinneringsplek voor Alijda Jacobs in Lombok, de wijk waar zij opgroeide.

 

Reacties

Op het verhaal van Alijda Jacobs kwamen verschillende reacties. Lees hier de reacties.

 

Noten

1. Loek H.Visser woonde met zijn moeder aan de Frombergdwarsstraat 9. Zijn vader was overleden. Hij gaf zijn studie op en kreeg een leidende rol bij de knokploeg (KP) Arnhem-Nijmegen. Ook zijn latere echtgenote Sietske Hoekstra behoorde tot de verzetsgroep. Zij redde onder meer in 1943 op het station Amsterdam de kleine Sallo van Gelder uit Aalten van deportatie. Ook smokkelde zij Esther Bamberger vanuit Westerbork naar een onderduikadres in Nijmegen. Loek Visser werd in 1944 opgepakt op zijn onderduikadres bij de familie van Eimeren, Leeuwstraat 69 in Nijmegen. Hij werd naar de Koepelgevangenis in Arnhem overgebracht, waaruit hij op 11 mei 1944 door een geslaagde actie van het verzet werd bevrijd samen met een grote groep mede KP'ers. Ook de moeder van Loek Visser werd op enig moment als gijzelaarster vastgezet, de Judensachbearbeiter te Arnhem Willy Bühe van de beruchte Arnhemse SD beweert na de oorlog, dat zij op zijn bevel werd vrijgelaten (zie: CABR 108722, Procureur-Fiscaal Ah E 18950, W F P J Buehe Bühe (02 03 1902), Bureau Opsporing Oorlogsmisdrijven). Bron: (www.oorloginnijmegen.nl). 

 

2. Phili Blogowski-Herschel schrijft in haar boekje: 'Om de twee weken, nam tante Lijda me mee, naar mijn ouders, die toen ondergedoken zaten. Lijda en ik namen de trein zonder geldige papieren. Het was een groot risico, maar zonder risico zouden veel dingen ook toen al het einde zijn geweest...'s avonds haalde tante Lijda me weer op en dan was het een drama. Mijn moeder wilde me niet laten gaan. Ze lag schreeuwend op de grond. Wanhopig probeerde ze mijn hand vast te houden en aan de andere kant mijn tante, die ons wilde losmaken....waar haalde mijn tante Lijda de moed vandaan om zo'n risico te nemen? Ze deed alleen wat haar  hart haar vertelde' (Phili Blogowski- Herschel, Ik heb het overleefd, leef ik nog?, Brave New Books, maart 2023).

 

3. Over het aantal ontsnappingen uit Westerbork, waarbij Alijda Jacobs en Geurt Kreuze betrokken waren, verschillen de bronnen. Wij hebben het getal acht aangehouden, het aantal dat Simon Bachrach noemt in het artikel “Hendrik Bakker op de vlucht neergeschoten”.


4. Maurits schrijft in juni 1944 onder zijn schuilnaam Henk Bakker in het poëzie-album van Dina, dochter van zijn onderduikgevers, het volgende versje:
Beste Dina/Dit is de eerste keer dat ik in een poëziealbum ga schrijven. En hoop dat het hierbij zal blijven/ Want eerlijk gezegd weet ik niet goed, of ik wel doe zoals het moet/ Ik hoop dat je mij geen standje zult maken. Anders zouden we nog aan het vechten raken/ Het dichten gaat me niet van een leiendak, want nu is duiker m’n heerlijk vak/ Dina echte albumversjes ken ik niet Dat merk je wel als je dit gedichtje ziet/ Maar wat ik je wens komt recht uit het hart. En dat is: dat je gespaard moge blijven voor al het verdriet en smart/Waaronder thans duizenden mensen lijden En die wachten op gelukkiger tijden/ Dina blijf zoals je nu bent eerlijk en eenvoudig en rein, dan behoef ik voor jouw verdere leven niet bang te zijn/ Dus Dina laat ’t gaan zoals ik denk dan ben ik tevreden en sluit, ‘t beste, Henk/    

 

Verwijzing
"Zo trots op deze Arnhemse heldin"
Filmimpressie door Olivia van Eck in het kader van het holocaust project van leerlingen van het Thomas a Kempis College in 2019. Klik hier.


Dit artikel over Alijda Jacobs is ook te lezen op de website van Traces of War. Klik hier.


Van de personen in dit verhaal genoemd, zijn door Netwerk Oorlogsbronnen de persoonlijke gebeurtenissen verwerkt in hun tijdslijn.

 

Straatnaam
Negen Arnhemse vrouwen die streden tegen discriminatie en vervolging krijgen een straatnaam in een nieuw te bouwen buurt in Schuytgraaf-Noord. Ook de naam van Alijda Bachrach (1917-2005) wordt vereeuwigd in de Alijda Bachrachsingel. Lees hier.

 

Bronnen
Hendrik Bakker op de vlucht neergeschoten pagina 106 e.v. uit: Richard Woolderink, Raalte in oorlogstijd ’40-’45, Doetinchem 1986, eerste druk

Margo Klijn, de Stille slag, Joodse Arnhemmers 1933-1945. Arnhem 2014, tweede druk


Dirk Mulder en Ben Prinsen, Kinderen in kamp Westerbork, Assen 1994 

 

www.oorloginnijmegen.nl


Phili Blogowski- Herschel, Ik heb het overleefd, leef ik nog?, Brave New Books, maart 2023


Werkkamp Linde op joodsewerkkampen.nl


Werkkamp de Witte Paal op joodsewerkkampen.nl


Oproepen van Richard Woolderink op zijn persoonlijke facebookpagina en op facebookgroep Arnhemd.d. 18 0ktober 2021 

 

Westerborkportretten, de broers Bachrach, Westerbork 2024.

Vraaggesprekken en correspondentie met John Bachrach (2021-2023)

 

Locatie Joods Monument Arnhem:
Kippenmarkt/Jonas Daniël Meijerplaats